woensdag 21 december 2016

Aflaten: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 2b

De goddelijke vogel, zoals Dante de engel op de naderende boot noemt, wordt vergezeld met psalmgezang. De aanwezige zielen op de boot zingen psalm 114 waarin de psalmist God dankt dat het volk Israël bevrijd is uit Egypte.

De zielen stappen van het schip en werpen zich op het strand. De engel is even snel weer vertrokken als dat hij gekomen is. Zo staan Dante en Vergilius op het strand tussen al deze mensen. Ze vragen aan de aanwezigen hoe ze nu verder kunnen.

Daar ziet Dante ineens een bekende, de stadgenoot Casella, een muzikant. Casella vraagt de dichter waarom hij deze reis door het hiernamaals maakt. Dante vertelt hem dat hij dit doet om weer terug te keren. Dante vraagt op zijn beurt hoe hij er zolang over gedaan heeft voor hij hier gekomen is.

‘Geen onrecht is mij aangedaan: degene
die opneemt wie en ook wanneer hij wil,
heeft mij die overtocht meermaals geweigerd,

en die doet de gerechte wil van Hem!
Maar waarlijk, sinds drie maanden neemt hij vreedzaam
eenieder op die maar aan boord wil gaan. (vs 94-99, Brouwer)

In het antwoord komt het jubileumjaar 1300 naar voren. Door de stroom aan aflaten die vrijgekomen is, lijkt ook de goddelijke genade niet te stuiten. Overledenen krijgen nu de kans door te stromen naar de Louteringsberg.

Aflaten zouden alleen voor levende zielen gelden, hier weet Dante op subtiele wijze kritiek te geven op deze vorm van genade vanuit de kerk.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 2

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 14 december 2016

Naderende engel: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 2a

De kracht van Dantes Divina Commedia schuilt in de treffende vergelijkingen, waarbij soms verhaal en vergelijking in elkaar overgaan. Zoals in dit 2e lied uit het middendeel van de Goddelijke Komedie gebeurt.

Dante en Vergilius staan aan de rand van het water, het strand bij de zee, terwijl er een bootje met een engel erin naar hen toesnelt. Ze kijken met een verwachting naar het water zoals mensen al een eind onderweg zijn in gedachten terwijl ze nog staan.

Wij draalden nog aan ’t strand, ’t was ons te moede
als iemand die zijn weg nog overweegt,
wiens hart al gaat – maar ’t lichaam talmt nog even. (vs 10-12, Brouwer)

Alle vakantiegangers herkennen zich in dit beeld van de reiziger die thuis in zijn hoofd al op de bestemming is aangekomen. En later op het vliegveld staat te wachten op de trein, de boot of het vliegtuig, terwijl hij in gedachten allang aan het strand zit.

De vergelijking slaat echter op Dante en Vergilius die in gedachten al de Louteringsberg beklimmen, terwijl ze nog aan het strand staan. Ze kijken de verte in en Dante ziet een licht naderen.

De engel op de boot nadert ze terwijl de dichters staan te wachten. Het licht wordt steeds feller en Dante moet zijn gezicht afwenden. En op zijn knieën met gevouwen handen begroet hij de engel. Vergilius waarschuwt hem: hij zal onderweg meer engelen tegenkomen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 2

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...