woensdag 25 januari 2017

Gewelddadig omgekomenen: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 6a

De 6e Canto opent met een mooie vergelijking. De verteller zegt dat de winnaar van het dobbelspel triomferend wegloopt, omringd door de verliezers. Zo voelt het voor hem ook als hij wegloopt van de 3 zielen die hij zojuist gesproken heeft. Bovendien volgen veel andere zielen hem nu ook.

Eindelijk weet hij zich los te maken van al deze wezens. In dit deel voor de poort van de Louteringsberg bevinden zich de zielen die gewelddadig om het leven zijn gekomen. Ook hier smeken de schimmen of Dante voor hun ziel wil bidden.

Dante vraagt Vergilius hoe hij dit ziet. Het werk van de klassieke dichter spreekt namelijk dit gebed tot God om de ziel te redden tegen. Het is een gewetensvraag. Vergilius antwoordt in zoveel bewoordingen dat in zijn tijd het gebed tot God niet mogelijk was. God was niet bereikbaar voor hem.

Nu is alles anders. Vergilius roept op hier niet te lang bij stil te staan en verwijst naar de verdere reis. Dante zal Beatrice verderop ontmoeten. Ze glimlacht hem nu al toe vanaf de hoge berg:

Tracht nochtans niet uw twijfel in te perken,
Zoolang niet zij de waarheid u doet weten
Die door haar licht al ’t Ware u doet bemerken.

Zij, Beatrice, zal u welkom heeten
Waar lachende en gelukkig ze u zal groeten
Als wij de berg geheel hebben bemeten. (vs 43 – 48, Verwey)

Het geluk zit bovenin de berg. Bij elke stap omhoog bereikt Dante steeds meer inzicht in de wereld en de mens. Dit inzicht brengt hem uiteindelijk bij Beatrice die hem daar ook weer wijsheid schenkt. Vergilius noemt haar een verbindend licht tussen Dantes verstand en de waarheid.

Dat roept Dante op om weer verder te klimmen en zelfs tempo te maken.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 6

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Albert Verwey uit 1923. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 18 januari 2017

Niet laten afleiden: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 5

De 2 reizigers door het hiernamaals bestijgen de Louteringsberg verder. Ze hebben zich losgemaakt van de groep schimmen. Niet veel later schreeuwt een schim achter Dante dat hij wel een levend wezen lijkt. Het bezit van zijn schaduw is wel de belangrijkste reden voor deze aantijging.

Meteen draait de dichter zich om en laat zich aanstaren door de wezens. Vergilius vraagt zich af waarom Dante zich zo laat afleiden door de schimmen. Hij moet doorlopen, houd je doel voor ogen en ga niet bij elke opmerking stilstaan:

“Waarom wordt Uw ziel zo in beslag genomen,”
Zeide de meester, “dat ge het gaan vertraagt?
Wat gaat het U aan wat zij daar fluisteren?

Kom achter mij aan, en laat de menschen praten;
Wees als een vaste toren, die nooit laat schudden
Den top voor het blazen van de winden;

Want steeds brengt de mensch, in wien gedachte opwelt
Over gedachte, verder het doel van zich af.
Omdat de eene de kracht van de andere verzwakt.” (vs 10 – 18, Frederica Bremer)

Een prachtige zin die de Romeinse dichter Vergilius hier spreekt. Hij stelt dat de afleiding de belangrijkst reden is om je doelloos te gedragen. Als je van de ene gedachte in de andere schiet, kom je niet tot daden.

De andere boodschap is minstens zo mooi die Vergilius hier spreekt. Hij stelt dat je je niks moet aantrekken van wat anderen vinden. De reis staat centraal voor Dante. Dan mogen de mensen van alles fluisteren, maar het leidt alleen maar af van je doel: namelijk de top van de Louteringsberg.

Bij het lopen hoort de verteller dat de schimmen om hem heen psalm 51 zingen met de naam Miserere. De naam verwijst naar de eerste regel van deze boetepsalm. In het Latijn: ‘Miserere mei, Deus’. De psalm smeekt God om genade: ‘Wees mij genadig, God die liefde is’.

Verderop ontmoeten de 2 dichters de zielen die gewelddadig om het leven zijn gekomen. Dante spreekt 3 verschillende zielen, elk met een eigen verhaal. Het zijn opnieuw indringende verhalen waarbij Buonconte indringend is, waarbij de engel en de duivel vechten om zijn ziel. Het zijn die verhalen die Dantes Divina Commedia zo prachtig maken.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 5

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederika Bremer uit 1940. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 11 januari 2017

Tegen de luiheid: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 4

Het 4e canto van de Louteringsberg begint met een wijsheid van de verteller. Dante gaat helemaal op in het verhaal van koning Manfred en vergeet de tijd. Het is het vermogen van de ziel om volledig op te gaan in het verhaal, zegt de verteller. Hij kaart meteen de opvatting aan dat er inderdaad maar 1 ziel in ons huist en niet meer.

Heel handig verplaatst de verteller hiermee de scène naar de volgende. Ze vinden het pad waarmee ze de louteringsberg kunnen beklimmen. Het is een heel smal paadje, zo smal als de gaten in de heg die de wijnboer afdicht als de druiven rijpen.

Dante stelt dat de beklimming is als naar enkele onbereikbare plekken op bergen. Ook hier is de enige route via het smalle bergpad te voet. Dante merkt dat hij vermoeid begint te raken. Het is ook niet mals: via een smalle rotsspleet klimmen de 2 omhoog. Je moet je vasthouden aan de rotswand en letterlijk omhoog klauteren.

Ze komen aan bij een punt waar het even onduidelijk is welke kant ze op moeten. Gelukkig geeft Vergilius een goede raad: niet links, niet rechts maar rechtdoor. Als ze bovenop het plateau staan bekijken ze de omgeving. Het is hier op het zuidelijk halfrond, aan de andere kant van de wereld en Dante beschrijft alles consequent. De zon bestraalt hem daarom ook van links. Vergilius legt aan Dante uit hoe dat komt.

De tocht is loodzwaar, vindt Dante. Hij vraagt aan Vergilius hoe hij dit vol kan houden. De berg is zo hoog dat Dante het einde niet kan zien. De Florentijnse dichter krijgt een mooi antwoord van Vergilius:

En hij sprak: “Het is met deze berg zó gesteld,
dat hij aan zijn voet altijd het lastigst is; hoe hoger
men er op gestegen is, hoe minder zij vermoeit.”

“Wanneer hij bijgevolg zo zo zacht u schijnen zal,
dat het klimmen u zo licht zal vallen als het
dalen van een schuit op stromend water.”

“Dan zult ge aan het einde zijn van deze weg,
en na de arbeid rust genieten.
Meer zeg ik niet, maar dat weet ik voorzeker.” (vs 88 – 96, Haghebaert)

Hier komt Dante een bekende tegen, het is de luie luitbouwer Belacqua. Dante vraagt hem wat hij hier doet. De vraag is al uitermate cynisch: heeft je oude kwaal – de luiheid – weer vat op je gekregen? Ook zijn stadgenoot geeft het antwoord dat hij hoorde van de geëxcommuniceerden: hij kan gered worden als een mensenhart dat in genade leeft, voor hem bidt.

Hier zet Dante heel mooi zijn eigen doorzettingsvermogen tegenover de luiheid van zijn stadsgenoot. Het laat zien dat je door er zelf hard voor te werken vooruit komt. Al is het voor zijn stadsgenoot te laat. Die moet wachten tot een levende ziel voor hem bidt.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 3

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van P.B. Haeghebaert, herzien en ingeleid door Rob Antonissen uit 1947. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 4 januari 2017

Geëxcommuniceerden: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 3

Dante en Vergilius zijn op weg naar de louteringsberg. Tot zijn schrik ziet Dante dat alleen hij een schaduw voor zich uit heeft als de zon hen van achteren beschijnt. Vergilius legt uit dat zijn ziel geen schaduw heeft, zijn lichaam ligt in Napels nadat het uit Brindisi is weggehaald.

Dan komen ze aan onderaan de berg. De helling is zo steil dat het onmogelijk is deze te beklimmen. De verteller zegt dat de steilste rotsen tussen Lerici en La Turbie hiermee in vergelijking zo makkelijk te beklimmen zijn als de treden van een trap.

Ze zoeken naar een plek waar de berg beter te beklimmen is. En daar doemt opeens een grote groep zielen op. De verteller vergelijkt het met een kudde schapen waarbij de eerste rij zich losmaakt van de rest en aarzelend op hen afstapt:

Gelijk de lamren uit de schaapskooi dringen,
Bij twee of drie, terwijl weêr andren toeven,
Die schuchter oog en neus naar de aarde houden,

En ’t volgend nadoet wat het eerste doet,
Of ’t op den rug springt, zoo het soms zich ophoudt, –
’t Onnoozel, vredig dier van niets bewust! –

Zóó zag ‘k de voorsten zich ter komst bewegen
Van deze schare, toen alreeds gelukkig,
Met zedig aanschijn en verheven gang. (vs 79 – 87, Kok)

Een prachtige vergelijking. De zielen deinzen weer terug op het moment dat ze zien dat Dante een schaduw heeft. Het werpt letterlijk een schaduw op hun ontmoeting. Gelukkig breekt de Romeinse dichter Vergilius het ijs en merkt meteen op dat Dante een levende ziel is. Koning Manfred maakt zich los van de groep en vraagt Dante om bij terugkeer aan Manfreds dochter de waarheid over hem te vertellen.

Dan volgt het verhaal van koning Manfred. Hij heeft de hoop dat hij met hulp van het gebed van alle levende mensen dat hij eenmaal de louteringsberg mag beklimmen. De pauselijke banvloek is te overwinnen, is zijn overtuiging. Al duurt het mogelijk meer dan 30 keer de tijd dat hij halsstarrig is geweest in de zonde.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 3

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van A.S. Kok uit 1863/1864. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...