woensdag 29 juni 2016

Duivels, dolfijnen en pekdrijvers: Divina Commedia: Hel: Canto 22

image

De duivels hebben namen gekregen in dit deel van de hel. Dante en zijn begeleider Vergilius lopen mee met de leider van de 10 duivels: Ruigbaard. De duivels dragen namen als Roodsnoet, Krabklauw, Zweefhoofd en Draakreus. Het voelt bijna of je in een fantasy-verhaal belandt, waarbij de duivels veranderd zijn in fantasiefiguren.

De 2 gaan verder met de groep duivels over de steendam. Vanaf de hoge dam zien ze hoe de zondaars in het pek liggen. Dante houdt het kokende teer goed in de gaten. Soms komt er een zondaar omhoog zoals een duikelaar. Niet voor lang, schrijft Dante:

Ik trachtte in ’t gaan mijn aandacht te beperken
Tot de pekzee, die rondom af te speuren
En hen die daarin kookten te bemerken.

Zooals dolfijnen die hun ruggen beuren
Een teeken voor de zeelui in hun booten,
Die ’t vluchten veilger dan het voortgaan keuren,

Zoo zag ik soms een zondaar bovenvloten
Om maar een oogenblik zijn rug te koelen,
Waarna ze bliksemsnel naar onder schoten. (vs 16 – 24; Verwey)

Als er een ‘kikker’ toch uit het pek weet te springen naar de kant, die dan niet op tijd weg is voor de duivel, dan zijn de snelle duivels er op tijd bij. Ze grijpen een man uit het koninkrijk Navarra die de dans probeerde te ontspringen.

Dante is als altijd nieuwsgierig of er nog mensen uit Italië in het pek zitten. De man krijst het uit dat hij net nog onder eentje zwom in het pek. Zat hij nog maar daar, dan zou hij het beter hebben dan hier tussen de klauwen en gaffels.

Als hij dan uiteindelijk de duivels uitdaagt, is hij ze even te slim af en duikt hij terug in het pek zonder dat ze het zien. En duivels, zouden geen duivels zijn als ze het daarna niet met elkaar aan de stok kregen. Ze slaan elkaar op de vuist en geven elkaar de schuld van de ontsnapping van de man uit Navarra.

Tijd voor Dante en zijn begeleider om verder te lopen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 22

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Albert Verwey uit 1923. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 22 juni 2016

Oplichters en rechtverkrachters: Divina Commedia: Hel: Canto 21

image

In de volgende sleuf van de 10 ringgrachten, ook Malebolges genoemd, klinkt een zinloos gejammer op. Dante kijkt goed en ziet hoe een dikke, kokende peklaag in deze gracht stroomt. Hier is de hel zoals veel mensen deze voorstellen met duiveltjes die een drietand vasthouden en daarmee zondaars achterna zitten.

Terwijl Dante hier loopt, roept Vergilius plotseling ‘pas op!’. Ze geven even de ruimte aan de zwarte duivel die over de rotsbrug in hun richting komt. Hij heeft een zondaar op zijn schouders liggen en werpt hem van de rotsbrug waarop ook Dante en Vergilius staan.

Dante geeft deze duivels eigen namen: Malebranche, dat betekent Kwaadklauwen. Ze gooien alle oplichters en rechtsverkrachters hier in de kokende teer. Een verschrikkelijke straf waaruit de misdadigers proberen te ontsnappen. Maar de duivels letten hier goed op. En Dante vertelt dit in een treffende vergelijking met de kookkunst van koks terwijl de duivels naar de zondaars in de kokende teer gillen:

‘Als ’t scherp van onze gaffels je niet zint,
Is bovenkomen jou niet aan te raden.’

Door honderd haken werd hij vastgepind.
‘Huppelen mag, maar je moet onderblijven,’
Riep men. ‘Steel heimelijk als je iets vindt!’

Zo plegen koks hun koksmaats voor te schrijven
Het vlees met vorken onderin de pan
Te houden en niet te laten drijven. (vs 50-57; Cialona en Verstegen)

Vergilius waarschuwt Dante om zich meteen achter een rotsblok te verstoppen. De duivels worden link en ruiken vlees. Ze zijn inderdaad bloedlink. De klassieke dichter moet alles op alles zetten om de grijpgrage duivels te weren. Als Dante dan tevoorschijn komt, willen ze hem met hun gaffels in zijn achterste prikken.

Na een gesprek met de leider van deze duivelsgroep, krijgen ze verder begeleiding van deze monsters. Net als de toezegging dat hun geen vlieg kwaad wordt aangedaan. Vergilius stelt de dichter Dante extra gerust. Als de duivels hun tanden laten zien is het niet tegen hen, maar tegen de zondaars die hun kop boven het pek uitsteken.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 21

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Cialona en Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 15 juni 2016

Tovenaars en waarzeggers: Divina Commedia: Hel: Canto 20

image

De straf de waarzeggers en tovenaars in deze 4e ringgracht treft, is weer een mooie tegenstelling zoals vaker het geval is in Dantes Divina Commedia. Kijkt de waarzegger vooruit in de toekomst, in dit deel van de hel is de straf dat ze achteruit moeten lopen.

Hun hoofd zit omgekeerd op de romp, zegt de verteller. Het treft hem. Hij merkt dat hij emotioneel wordt. Het wordt hem teveel als hij deze zondaars hier jammerend ziet lopen. De verteller Dante spreekt de lezer hier ook rechtstreeks aan:

Zoo moge God U vrucht geven van Uw les.
O lezer, zoo denk dan bij Uzelven
Hoe ik ’t oog droog had kunnen houden,

Toen ik ons beeld hier van nabij
Zoo verdraaid zag, dat ’t geween der oogen
Het achterdeel besproeide bij de splitsing. (vs 19-24; Bremer)

Dante probeert zich vast te klampen aan de rotsblokken die dit stukje van de hel afschermen van de rest. Hij kan het niet meer aan. Bij al het leed dat hij eerder gezien heeft, best verwonderlijk. Het lijkt ook eerder dat hier een stukje Middeleeuwse humor speelt. Zo eentje waar Gerrit Komrij gek op was. De tranen van de zondaars vallen precies op de kont.

Vergilius haalt hem weer bij de les en wijst hem terecht. Laat die emotie varen en kijk goed wie je hier ziet. Het zijn niet de minsten. Hij wijst naar Manto, dochter van de Thebaanse ziener Tiresias. Ze heeft haar lange haren over haar borsten laten vallen en daarmee zit al het haar aan dezelfde kant van het lichaam.

Dan vertelt Vergilius hoe zijn geboortestad Mantua is ontstaan. Hier beschrijft de klassieke dichter Noord-Italië, waaronder het Gardameer. Hij doet dit met veel liefde. Het verhaal eindigt dat de tovenares Manto een stukje moeras uitkiest om te kunnen wonen, zonder lastig gevallen te worden. Op dit stukje land midden in de moerassen zal uiteindelijk de stad Mantua verrijzen.

Tenslotte noemt Vergilius nog een trits tovenaars die ze zien. Maar ze moeten opschieten, eindigt de klassieke dichter. De tijd dringt, zegt hij met mooie verwijzingen naar de maan.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 20

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederica Bremer uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 8 juni 2016

Simonieten: Divina Commedia: Hel: Canto 19

img_20160606_205515.jpgDante en Vergilius komen aan in de 3e ringgracht van de 8e hellekring. Hier stuiten ze op de zielen die simonie bedrijven. Het begrip verwijst naar Simon de Tovenaar die in de bijbel geld wil betalen om deelgenoot te worden van de wonderen die de apostelen doen.

Dante ziet in eerste instantie alleen gaten in de bodem van de gracht, waaruit voeten steken. De voeten en kuiten die uit de gaten komen, behoren toe aan zondaars waar Dante wel meer van wil weten. De verteller ziet hoe de voetzolen van de zielen in brand staan:

Want op hun zolen brandde een niet te stuiten
Vlam, zoodat de enkels zich zoo wild bewogen
Dat ook geen koord of zeel ze saam zou sluiten.Als op een vlak dat olie heeft gezogen
Waardoor de vlam eroverheen schijnt schieten,
Werd elke voet van hiel tot teen bevlogen.Ik zei: Mijn Meester, ’t moge u niet verdrieten
Te zeggen wie die róode vlammen plagen,
Wiens enkels juist zoo pijnlijk samenstieten. (vs 25 – 33, Verweij)

Hij krijgt het advies van Vergilius om door te lopen naar de volgende gracht en daar aan de andere kant van de dam te spreken met de ‘andere kant’ van deze wezens. De Romeinse dichter draagt hem op zijn rug naar het juiste uiteinde van het gat. Hier zit de grootste zondaar: de paus Bonifatius VIII.

Dante krijgt zomaar te horen van deze paus dat de hebzucht en het verlangen naar geld groter was dan zijn taak als gezant van God op aarde. Hij hangt daar ondersteboven met zijn voeten in het gat. Uiteindelijk zal ook hij naar beneden vallen bij de andere simonieten en platgedrukt liggen in een spleet van de rots.

Dante geeft deze hebberige paus nog eens van katoen en vindt dat Bonifatius zijn straf terecht krijgt. Vergilius is trots op de woorden die de verteller hier uitspreekt, tilt de dichter op en brengt hem naar de rand van de 4e ringgracht in dit bijzondere deel van de hel.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 19

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Ike Cialona en Peter Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 1 juni 2016

Verleiders en vleiers: Divina Commedia: Hel: Canto 18

image

De reis door de hel is hier op de helft. Het aantal canti is dat namelijk op dit punt. Dante en Vergilius zijn op een stukje rots gebracht door het bijzondere monster Geryon. Ze dalen nu af naar de 8e hellekring. Een bijzondere plek die opgedeeld is in maar liefst 10 grachten.

In het midden zit een diepe put, vertelt Dante. Het is de 9e kring, het centrum van de aarde. Die komt aan bod in Canto 32. Daar dat is de volgende hellekring. Nu balanceren hij en Vergilius over de muren tussen de verschillende grachten van dit gedeelte van de hel.

Het lijkt op de grachten van een vestingwerk, schrijft de verteller. Hij verwijst hier naar een heus vestingwerk. In Italië worden de steden beschermd met stenen wallen. Iets daarvan lees je hier terug. Samen met Vergilius loopt hij van de ene gracht naar de andere.

De beschrijving van de eerste gracht, waar de verleiders zitten, weet Dante alweer treffend te vergelijken. Hij verwijst naar de drukte op de Tiberbrug in Rome tijdens het jubeljaar 1300. Hier ziet de lezer iets van de logistieke organisatie in die tijd. De brug is verdeeld in 2 helften om de mensenmassa’s de verschillende kanten op te leiden.

Ik zag er velen in hun naakte staat
Aan onze kant van midden nader komen,
De rest liep van ons weg, tegen de draad.

Toen in het grote jubeljaar te Rome
De massa die de brug moest overgaan
Uit beide richtingen maar aan bleef stromen,

Bracht men op deze brug een scheiding aan:
Rechts zag men Burcht en Pieterskerk opdagen;
Wie links terugging, zag de heuvel staan. (vs 25-32; Ike Cialona en Peter Verstegen)

Hier in de hel is het niet anders, met het grote verschil dat overal gehoorde duivels staan die slaan op de ruggen van de zondaars. Dante loopt hier een bekende tegen het lijf, het is de Bolognees Venedico Caccianemico, die Ghisolabella verleidde markies te willen zijn.

Heel lang is Dante niet met hem in gesprek, hij en Vergilius kruipen over de volgende rotswand om beter uitzicht te hebben op de zondaars die hier vertoeven. Vergilius wijst op Jason. Iets verderop is er dan de 2e gracht met de vleiers.

Wat Dante hier beschrijft, is werkelijk smerig. Kijkend in de diepte ziet hij mensen in de drek. Hij kan hier de mensen nauwelijks ontwaren temidden van de menselijke mest. De gestrafte zielen dwalen hier door het open riool. Tot en met de geur weet Dante hier overduidelijk de smerigheid over te brengen op de lezer.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 18

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Ike Cialona en Peter Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...