woensdag 31 augustus 2016

Bekvechten: Divina Commedia: Hel: Canto 30

img_20160829_211832.jpgDante en Vergilius blijven nog even in de 10e ringgracht van de Malebolge, de kring met de 10 grachten of balgen erin. Hier verblijven de vervalsers. Na het zien de van de 2 krabbende alchemisten, komt de verteller nog andere zondaars tegen.

Ze zijn bevangen door razernij, vertelt Dante. Zo treft hij 2 zielen die achter elkaar aan rennen door de ringgracht. De meeste indruk maakt de ziel die eruit ziet als een luit. De dikke buik en dunne hals naar boven doen aan dit snaarinstrument denken. Alleen de spillebeentjes eronder verstoren het beeld.

De gestrafte ziel heeft zijn buik vol van water, maar hij kan er niet bij met zijn dorstige lippen. Het water stopt precies ter hoogte van zijn lippen. Het water is bedorven en verhindert dat hij zich kan voortbewegen om ergens water te gaan drinken.

De stakkers naast hem liggen te dampen als 2 natte handen in de winter, zegt Dante. Ze bekritiseren elkaar vanwege hun straf. Waar de ene de andere zou kunnen helpen, lijken ze vooral bezig te zijn met elkaar te beschimpen. De Griek Sinon slaat de buikige man op zijn buik. Het klinkt als een trommel.

“Was valsch mijn woord, Uw munt schonk geen vertrouwen”,
– Sprak Sinon – “ben ik om één daad verloren,”
Gij moet om meer dan ook wàt demon rouwen -.”

“Denk aan het Paard, gij, die valsch heeft gezworen”,
– Antwoordde hij, wiens buik hem zwol naar boven –
“En belg U, dat een ieder dit zal hooren”, –

“En U kwel’ dorst, dat die Uw tong zal kloven,
– Sprak toen de Griek – , “en ’t water zal bederven,
Zóó, dat Uw buik U ’t uitzicht zal ontrooven”, – (vs 115 – 112, Rensburg)

Ze staan zelfs in de hel tegenover elkaar en bevechten elkaars straf. Ze voelen zich tegenover elkaar beter dan ze zijn.

Vergilius voelt zich boos worden. Is dit gekrakeel tussen de bestrafte zielen nog juist? In plaats van medelijden opwekken, maken ze de woede in hem los. Nog even en hij barst los tegen Dante. Want zijn deze zielen het waard om naar te luisteren. Als ze tegenover elkaar hun fouten niet toegeven, hoe kunnen ze dan ooit spijt hebben van hun daden?

Dante schaamt zich diep en verontschuldigt zich tegenover zijn begeleider. Het is minderwaardig om hiernaar te willen luisteren, stelt Vergilius. Dus de volgende keer geen aandacht schenken aan 2 bekvechtende zielen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 30

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rensburg uit 1908. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 24 augustus 2016

Vervalsers: Divina Commedia: Hel: Canto 29

img_20160823_122313.jpg
Nog onder de indruk van de zondaars die hij gezien en gesproken heeft in de 9e grachtring, trekt zijn begeleider Vergilius Dante weer in het verhaal. Dante zegt dat hij wil gaan huilen van alle smart die hij hier ziet. Vergilius ziet het anders.

De Romeinse dichter is van mening dat je de pijn en verdriet die mensen hier treft, hier moet laten. Je kunt niet alle zonden van de wereld op je nemen, vindt hij. Zelfs de bloedverwant van Dante, een neef van zijn vader, die een gewelddadige dood gestorven is, moet hij met rust laten. Je schiet er niks mee op, vindt de dichter.

Ze lopen naar de 10e en laatste ringgracht van de 8e kring, de Malebolge, de kring van de bedriegers. In de 10e ring zitten de vervalsers. Hij kan het niet goed zien omdat er niet genoeg licht is, maar er komt een ondraaglijke stank omhoog uit deze gracht. De verteller vergelijkt het met de lucht van ontbindende lijken.

Het leed dat Dante ziet, is te vergelijken met alle zieken in de periode juni in juli in de ziekenhuizen van Sardinië, de Valdichiana en de Maremmen liggen. In deze tijd van het jaar waren er tijdens Dantes leven veel malaria-slachtoffers.

Als hij wat lager komt, ziet hij de bodem van de ringgracht wat beter. Ze lopen zwijgend over de lager gelegen dwarsdam. Dan ziet Dante 2 mannen die helemaal van top tot teen met korsten bedekt zijn. Ze vechten tegen een krankzinnige jeuk:

Ik zag er twee zitten tegen elkander geleund.
Zooals men om ze te warmen pan tegen pan zet,
Van ’t hoofd tot de voeten met korsten bevlekt;

En nooit zaag ik zóo de roskam hanteeren
Door staljongen op wien de meester wacht,
Noch door hem, die ongaarne wakker blijft:

Als ieder van hen de nagels repte
Steeds over zich heen om de groote woede
Van den jeuk, waarvoor geen verlichting meer is.

En zoo trokken de nagels de schurft af,
Als het mes de schubben van den brasem,
Of van een anderen visch, die er grootere heeft. (vs 73 – 84, Bremer 1943)

Een prachtig fragment dat ik niet kan lezen zonder een ongelooflijke jeuk te krijgen. Dante loopt hier de alchemisten Griffolino en Capocchio tegen het lijf. De laatste zit hier omdat hij de alchemie heeft ingezet voor zijn eigenbelang. Hij vervaardigde er valse munten mee.

Volgens de verteller is het vervalsen van geld wel de ergste zonde tegen de staat die je kunt plegen. Tegelijkertijd wijst de alchemist Capocchio erop dat Dante hem ook moet kennen vanwege zijn kunde de natuur heel goed na te kunnen bootsen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 29

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederica Bremer uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 17 augustus 2016

Zaaiers van tweedracht: Divina Commedia: Hel: Canto 28

img_20160811_211129.jpgDante en Vergilius komen aan bij de 9e ringgracht in de 8e kring van de hel. Het wordt steeds grimmiger, merkt de verteller op. In dit deel zitten de zaaiers van tweedracht, zegt hij aan het eind van de vorige canto. Hij vertelt er meteen bij dat het met schuld beladen tweedracht is.

De eerste die hij hier al aantreft zijn Mohammed en zijn schoonzoon Ali. Het gezicht van Ali is van kin tot kuif doorklieft. Een duivel splitst hen telkens weer gemeen in tweeën, vertelt Ali aan Dante. Als Mohammed hem even later vraagt wat hij hier doet, antwoordt Vergilius.

Dat Mohammed hier te vinden is, komt mogelijk door legenden uit de Middeleeuwen waarin beweerd wordt dat de profeet van de Islam mogelijk een afvallige kardinaal is geweest. Hier maakt Mohammed al aanstalten om verder te gaan nog voor hij uitgesproken is.

In dit deel van de hel komt Dante een bijzondere ziel tegen. Het is een romp zonder hoofd dat hier rondloopt. Hij loopt onder de brug door die de verteller en Vergilius oversteken.

Ik zag, en ’t schijnt mij dat ik nog zie schrijden
Een lichaam zonder hoofd, gaande met de scharen
Die in die droeve stoet zich samenrijden.

Het afgeslagen hoof hing bij de haren
Hem aan de hand en zag ons aan en klachtte:
O jammer! en het diende ‘m als lantaren.

Het Zelf dat zag, ging uit voor het omnachte,
Twee en toch één, één en in twee tezamen;
Hoe ’t kan weet Hij die werkt in al ’t volbrachte. (vs. 118 – 126; Verweij)

Hij noemt zich Bertran de Born en vertelt over de tweedracht die hij zaaide tussen de koning van Engeland en zijn zoon. Hij vergelijkt zijn rol met die van de bijbelse Achitofel die vader David en zoon Absalon op soortgelijke wijze tegen elkaar opzette. Zijn daad heeft Betran de Born deze straf opgeleverd.

Hij legt uit dat de straf die hij krijgt, een contrapasso is. De straf heeft een relatie met de begane zonde op aarde. Voor Betran betekent dit zijn hersenen los van zijn lichaam zijn. Het is de wet van de wedervergelding, merkt hij op tegen Dante.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 28

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Albert Verweij uit 1923. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 10 augustus 2016

De graaf en slechte raad: Divina Commedia: Hel: Canto 27

img_20160801_215226.jpgDe helden van deze reis door het hiernamaals hebben al iets gezien van wat straks komen gaat: de louteringsberg. Dat is straks het 2e deel van de Divina Commedia. De sprekende vlam komt weer tot rust, maar een nieuwe vlam weet te ontsnappen. Hij zegt niet wie hij is, maar het is de graaf Guido da Montefeltro. Een veldheer, geëerd en geprezen.

Hij vertelt hier iets van zijn levensverhaal. Ook hier speelt Dante met het beeld van de hel. De vlam vertelt hier een verhaal die hij wel mag zeggen omdat toch nooit een levende ziel uit dit deel van de hel heeft weten te komen.

Hier lijkt de verteller ook in tweestrijd. Hij deelt de graaf in dit deel van de hel, maar de graaf verontschuldigt zich en lijkt de schuld te willen geven aan anderen dat hij hier zit. Een treurig verhaal over een advies dat niet deugt en waarvoor hij blijkbaar geen goede verklaring kan geven.

Het lijkt of hij geen verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn daden. Onduidelijk is het voor mij waarom deze gestrafte in dit deel van de hel moet verblijven. Hij heeft eenvoudig gezwegen op het moment dat hij raad moest geven, in ruil voor het witwassen van zijn zonden.

Deze canto eindigt dan ook treurig en een beetje onbestemd.

Toen hij aldus zijn rede had voleindigd,
Verwijderde de vlam zich jammerklagend,
De scherpe spits rondslaande en wringende.

Wij gingen voort, mijn Gids zoowel als ik,
Steeds langs den rotwand tot aan de andre boog,
Die over diep ligt waar men ’t loon betaalt

Aan hen die tweedracht zaayend, zich bezwaarden. (130 – 136, Kok)

Alsof Dante hier niet het echte geheim wil verklappen, grijpt hij naar een vertellerstruc: op naar het volgende hoofdstuk. Het stuk van de hel met de zondaars die tweedracht zaaiden.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 27

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Kok uit 1863/1864. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 3 augustus 2016

De slechte raadgevers: Divina Commedia: Hel: Canto 26

img_20160801_212400.jpgDante verfoeit de daden van zijn stadgenoten en geeft ze een royaal plekje hier tussen de rovers en dieven. Of hij hiermee meer zijn gelijk wil halen dan dat hij eerlijk recht spreekt, blijft in het midden. Het levert wel een prachtig stukje literatuur op. Gedreven door het onrecht dat hem is aangedaan.

De verteller roept uit dat de stad bestraft zal worden en hij hoopt dat dit spoedig zal gebeuren. Het lijkt op de vader die zijn kind met mededogen slaat, zoals in psalm 6 staat.

De vlammen die Vergilius en Dante in de 8e ringgracht zien oplichten, vergelijkt de verteller met de ontelbare lichtjes die vuurvliegjes maken boven het land in de zomer. De nieuwsgierigheid van de dichter wordt hem bijna fataal als hij voorover hangt om naar beneden te kijken. Hij weet zich net op tijd aan een rotsblok vast te klampen.

Vergilius vertelt hem wat hij ziet: in de vlammen bevinden zich de zielen ingekapseld. Daar zitten ook de Grieken Ulixes en Diomedes. Dante grijpt de gelegenheid aan om de beide romanhelden (legerleiders) te spreken. Ze worden gestraft voor hun listen: het paard van Troje en hoe ze Achilles weglokten van zijn geliefde.

Een vlam begint te spreken, direct verwijzend naar de tongen zoals de apostelen spraken met Pinksteren:

De oude vlam bewoog zijn grootste horen
met veel gefluister en geflakker zó
als vuur dat door een windvlaag wordt geteisterd.

Vervolgens ging de vuurspits heen en weer:
was net een tong die zich bewoog tot spreken,
en klanken wierp hij uit waarmee hij zei: (85 – 90; Brouwer)

De metaforen die de verteller gebruikt, zijn bepalend voor de kracht van dit literaire werk. Ik kan ontzettend genieten van dit soort zinnen, waarbij je de vlam ziet flikkeren en bewegen op de wind. Waarin de vlam zich omvormt tot een tong en echt spreekt. Hier kan geen tekening tegenop. Het plaatje tekent zich in je hoofd.

Daarom ben ik zo gek op Dantes Goddelijke komedie

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 26

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Brouwer uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...