woensdag 28 september 2016

Het diepste van de hel: Divina Commedia: Hel: Canto 34 deel 1

img_20160923_220104.jpgDante en Vergilius komen nu in het meest onhergzame deel van de hel. Hier verblijft Lucifer. Dieper kun je niet afdalen. Hier is het diepste van het diepste. Dit deel ligt het verste af van God en is verborgen in het binnenste van de aarde.

Vergilius wijst er eerst vanuit de verte naar en zegt dat dit Dis is, waarnaar ze al de hele weg op reis zijn. Het einddoel van de reis en Dante wordt onmiddellijk gegrepen door de plek waar hij nu is:

Hoe ik verstijfde en zwijmde bij die woorden,
Vraag het niet, lezer, want ik zal ’t niet schrijven,
Daar alle woorden maar de waarheid stoorden.

Het was geen sterven, geen in leven blijven.
Wil, hebt ge een grein van geest, dus zelf doorgronden
Hoe tusschen zijn en niet-zijn ik bleef drijven.

De Koning van smartelijke gronden
Had tot de borst het ijs als grot en keten,
En eer word ik aan grootte een reus bevonden

Dan dat een reus zich met zijn arm zou meten.
Naar verhouding van geheel tot deelen
Kunt ge de grootheid van zijn lichaam weten. (vs 22 – 33, Verwey)

Dante schildert de duivel af met 3 verschillende gezichten en onder die gezichten enorme vleugels zo groot als zeilen die koude rondwapperen. Bij elke klap van de vleugels waait er een ijskoude vrieswind. In de mond van 1 van de 3 gezichten zit een zondaar.

Het is Judas Iskariot, de volgeling die Jezus verraden heeft. Hij wordt hier het zwaarst gestraft van alle zondaars in de Hel. Met zijn tanden verbrijzelt Lucifer de verrader van Jezus. Judas valt uiteen als met vlas in een vlasbraak gebeurt, schrijft de verteller. Zijn hoofd zit naar binnen, terwijl zijn benen buiten de mond van de duivel steken.

In de andere monden zitten 2 andere zondaar, Brutus en Cassius. Hun treft hetzelfde lot als Judas. Van deze 3 zondaars wordt de verrader van Jezus zeker het strengst gestraft, weet Vergilius aan de verteller mee te delen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 34

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Albert Verwey uit 1923. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 21 september 2016

Bevroren tranen: Divina Commedia: Hel: Canto 33

De graaf Ugolino neemt een hap uit het hoofd van aartsbisschop Ruggieri. Hij veegt meteen zijn mond af aan de haren van het hoofd waar het net zijn tanden heeft gezet. De schim vertelt aan Dante en zijn begeleider Vergilius wie hij is.
In de vorm van een droom met bijbehorende symbolen vertelt hij zijn geschiedenis. Hoe hij op een verschrikkelijke manier ten einde kwam dankzij de man waar hij net en stuk uit de schedel verslonden heeft. Hij zou als burgemeester zijn stad Pisa hebben verraden, maar daar denkt hij anders over.

De verteller lijkt hier wel de gulden middenweg te kiezen in zijn verhaal over deze bijzondere geschiedenis. Als lezer kom ik in de verleiding om de graaf als slachtoffer te betitelen. Helaas komt de aartbisschop niet aan het woord. Ugolino en zijn zonen zijn omgekomen aan de hongerdood in die toren, die sinds hun dood de naam Hongertoren draagt.

Verderop liggen andere zondaars. Ze liggen achterover, schrijft de verteller. Ook hier is het ondragelijke koud. De tranen van de zondaars bevriezen meteen. De verteller kan het niet laten hier een treffende vergelijking te maken:

Wij gingen verder, langs een plek die anderen
ook stijf ’t in ijs houdt vastgeklemd, maar nu
’t gezicht omhoog gewend, niet naar beneden.Zo stremt het huilen zelf de tranenvloed,
het wellen van ’t verdriet wordt door de ogen
gestuit en binnen stuwt de pijn zich op.Want de eerste stroom verstart zich tot obstakel
en dat kristal vormt zelf een soort vizier
dat tot de wenkbrauw heel de oogkas opvult. (vs 91 – 99, Brouwer)

De oogholtes zitten vol met bevroren tranen dat ze veranderen in brillenglazen. In gesprek met de zondaars hier verneemt Dante dat de duivel zo wreed is dat hij de gedaante aanneemt van levende wezens zoals Branca d’Oria. Een vlijmscherpe veroordeling. De ziel baadt al in de Cocytus, terwijl zijn lijf rond op aarde rondloopt.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 33

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 14 september 2016

Bevroren hoofden: Divina Commedia: Hel: Canto 32

img_20160912_211345.jpgDante en zijn begeleider Vergilius staan op de onderste laag van de hel, het centrum van de aarde. De grond waarop ze staan is bevroren, merkt de verteller op. Het is sowieso lastig te schrijven in zijn moedertaal wat hij hier ziet.

Bovendien moet hij opletten waar hij zijn voeten zet, want een stem roept tegen hem uit te kijken waar hij loopt. Als hij goed kijkt, ziet hij een hoofd spreken die vastgevroren zit in de bevroren bodem. De vergelijking die Dante maakt is brilliant.

Hij vergelijkt de hoofden boven de bevroren massa met de kikkers die in de zomer hun koppen net boven het water uitsteken:

Zoals de kikker, kwakend in het riet,
Zijn kop toont, ’s zomers, als het aren lezen
Al menig boerenmeisje dromen liet,

Zo zag ik hoofden, uit het ijs verrezen
Tot waar zij moesten blozen om hun kwaad;
Geen ooievaar klappert zo luid als dezen.

Ze bogen allemaal het grauw gelaat,
Waarbij hun mond van kilte leek te spreken,
De ogen van hun smartelijke staat. (vs 31 – 39, Cialona en Verstegen)

Hij ziet verdoemden bij zijn voeten. Ze zitten zo dicht op elkaar dat de haren in elkaar verstrengeld vastzitten. Als Dante vraagt wie het zijn, ziet hij dat ze moeten huilen. De tranen bevriezen meteen in de kou en zo vriezen de gezichten tegen elkaar vast. Waarna ze hun hoofden tegen elkaar in bewegen als 2 vechtende bokken, schrijft de verteller.

Alleen een ander hoofd in de buurt, vertelt wie het vastgevroren duo is. Daarna begint het hoofd te tieren en te vloeken en wil zijn naam niet geven aan de verteller. Dante trekt hem aan zijn bevroren hoofdharen, maar krijgt de naam van de scheldende ziel niet los.

Tot iemand Bocca roept en Dante weet wie het is. ‘Verrader’, werpt hij het hoofd toe en loopt verder. Daar ziet hij hoe 2 hoofden uit hetzelfde gat steken en het ene hoofd het andere als hoed gebruikt. Daarna grijpt de ander het hoofd in de nek. Zo straffen de gestrafte zielen elkaar.

Hier in dit deel van de hel zitten de verraders van bloedverwanten. Gezien de gebeurtenissen die Dante beschrijft, hebben ze het nog niet afgeleerd.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 32

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Ike Cialona en Peter Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 7 september 2016

Krachtpatser: Divina Commedia: Hel: Canto 31

img_20160905_212225.jpgHet schaamrood staat Dante nog op de kaken, maar Vergilius stelt hem gerust. De vlijmscherpe tong van zojuist, drukt zich nu een stuk milder uit. Geruststellend spreekt de klassieke dichter tegen Dante.

Ze komen nu echt in het binnenste van de hel. Het is er aardedonker en er klinkt een afschuwelijk luid hoorngeschal, vertelt Dante. De verteller meent in de verte torens te zien en vraagt welke stad er ligt. Vergilius legt uit dat het oog hier in de duisternis bedrogen wordt. Het zijn geen torens die daar staan, maar reuzen.

Ze staan daar tot de middel in de put die de bodem van de hel vormt. Ze zijn gigantisch, met hoofden zo groot als de pijnappel die in Dantes tijd voor de Sint Pieter in Rome staat. De brullende reuzen roepen wel de schrik aan bij Dante, maar ook hier wint zijn nieuwsgierigheid het van de angst.

De reus Antaeus is ze welgezind en wil ze wel oppakken om ze op de bodem van de put te zetten, in de diepte waar Lucifer en Judas zich bevinden, schrijft de verteller. Het moment waarop de reus voorover buigt, weet Dante prachtig te omschrijven:

Gelijk de Carsende ons duchten doet
Wanneer de wolken naar heur helling komen,
Dat zij straks vallen zal voor onzen voet:

Zóó scheen Antaeus, toen ‘k, met heimlijk schromen,
Hem neigen zag en tot den wederkeer
Wel gaarne een andren reisweg had genomen.

Hij zette zachtkens ons in d’ afgrond neer,
Waar Lucifer en Judas zijn verwezen.
Doch kort nadat hij boog, daar stond hij weer,

Ontzaglijk, als de mast in ’t schip herrezen! (vs 136 – 145; Ten Kate)

Hij vergelijkt het met de scheve toren Garisenda in Bologna. Het effect kent iedereen als je voor een kerktoren staat en omhoog kijkt. Een vergelijking die werkelijk zeer treffend is. Ieder kind heeft wel eens voor een hoog gebouw of een toren gestaan en naar de hemel gekeken.

Zeker op een stormachtige dag is het effect overweldigend. De voortjagende wolken duwen het gebouw naar beneden waardoor het echt lijkt of het op je afkomt.

Sinds ik deze passage gelezen heb, heb ik het weer vaak geprobeerd. En het effect blijft net zo mooi als vroeger. Nu denk ik er meteen even bij aan de krachtpatser Antaeus in het diepste van de hel. Geruststellend schrijft Dante erbij dat de reus ze op de bodem zet en vervolgens weer als de mast van een schip fier overeind komt.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 31

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van J.J.L. ten Kate uit 1876. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...