woensdag 21 december 2016

Aflaten: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 2b

De goddelijke vogel, zoals Dante de engel op de naderende boot noemt, wordt vergezeld met psalmgezang. De aanwezige zielen op de boot zingen psalm 114 waarin de psalmist God dankt dat het volk Israël bevrijd is uit Egypte.

De zielen stappen van het schip en werpen zich op het strand. De engel is even snel weer vertrokken als dat hij gekomen is. Zo staan Dante en Vergilius op het strand tussen al deze mensen. Ze vragen aan de aanwezigen hoe ze nu verder kunnen.

Daar ziet Dante ineens een bekende, de stadgenoot Casella, een muzikant. Casella vraagt de dichter waarom hij deze reis door het hiernamaals maakt. Dante vertelt hem dat hij dit doet om weer terug te keren. Dante vraagt op zijn beurt hoe hij er zolang over gedaan heeft voor hij hier gekomen is.

‘Geen onrecht is mij aangedaan: degene
die opneemt wie en ook wanneer hij wil,
heeft mij die overtocht meermaals geweigerd,

en die doet de gerechte wil van Hem!
Maar waarlijk, sinds drie maanden neemt hij vreedzaam
eenieder op die maar aan boord wil gaan. (vs 94-99, Brouwer)

In het antwoord komt het jubileumjaar 1300 naar voren. Door de stroom aan aflaten die vrijgekomen is, lijkt ook de goddelijke genade niet te stuiten. Overledenen krijgen nu de kans door te stromen naar de Louteringsberg.

Aflaten zouden alleen voor levende zielen gelden, hier weet Dante op subtiele wijze kritiek te geven op deze vorm van genade vanuit de kerk.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 2

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 14 december 2016

Naderende engel: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 2a

De kracht van Dantes Divina Commedia schuilt in de treffende vergelijkingen, waarbij soms verhaal en vergelijking in elkaar overgaan. Zoals in dit 2e lied uit het middendeel van de Goddelijke Komedie gebeurt.

Dante en Vergilius staan aan de rand van het water, het strand bij de zee, terwijl er een bootje met een engel erin naar hen toesnelt. Ze kijken met een verwachting naar het water zoals mensen al een eind onderweg zijn in gedachten terwijl ze nog staan.

Wij draalden nog aan ’t strand, ’t was ons te moede
als iemand die zijn weg nog overweegt,
wiens hart al gaat – maar ’t lichaam talmt nog even. (vs 10-12, Brouwer)

Alle vakantiegangers herkennen zich in dit beeld van de reiziger die thuis in zijn hoofd al op de bestemming is aangekomen. En later op het vliegveld staat te wachten op de trein, de boot of het vliegtuig, terwijl hij in gedachten allang aan het strand zit.

De vergelijking slaat echter op Dante en Vergilius die in gedachten al de Louteringsberg beklimmen, terwijl ze nog aan het strand staan. Ze kijken de verte in en Dante ziet een licht naderen.

De engel op de boot nadert ze terwijl de dichters staan te wachten. Het licht wordt steeds feller en Dante moet zijn gezicht afwenden. En op zijn knieën met gevouwen handen begroet hij de engel. Vergilius waarschuwt hem: hij zal onderweg meer engelen tegenkomen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 2

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 23 november 2016

Grijsaard aan de poort: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 1b

img_20161120_215503.jpgWas in het diepste punt van de hel alle hoop vervlogen, hier aan de poort van de Louteringsberg heerst de hoop. Dante ziet zelfs Venus aan de hemel staan. Het licht van de planeet is zo fel dat hierdoor het sterrenbeeld van de Vissen niet te zien is.

Dante ziet hier ook 4 sterren die alleen de eerste mensen hebben gezien, maar verder heeft geen mens voor hem deze sterren gezien. Ze symboliseren de 4 kardinale deugden: voorzichtigheid, rechtvaardigheid, moed en matigheid.

Ook hier treft hem de weerstand in de persoon van een grijsaard. De verteller schildert de grijsaard af zoals oudere mensen zich gedragen. Zo vraagt de man zich af of het beleid van de hemel soms is veranderd omdat hij hier nu de sterveling Dante aantreft. Vergilius voert hier het woord en verklaart dat hij Dante heeft meegenomen hier naartoe.

De grijsaard vraagt wel of Vergilius zijn metgezel een plant om het hoofd te winden. Dit drukt de nederigheid uit. Daarnaast moet Dante het gezicht te wassen. Zo zal elke vorm van onreinheid zijn verwijderd. Daarna draait de man die de poort van het Vagevuur bewaakt, zich om.

Dan beschrijft de verteller op een prachtige manier de dageraad die de ochtendschemering verjaagd:

Omdat de dageraad juist de wegvluchtende ochtendschemering de baas begon te worden, ontwaarde ik in de verte de trillende rimpeling van de zee. Wij liepen over de eenzame vlakte naar beneden zoals mensen die de weg, die ze zijn kwijtgeraakt, proberen terug te vinden, maar die, zo lang ze er nog niet zijn, doelloos menen rond te dwalen. (vs 115 – 120, Van Dooren)

Daar op een plek waar de dauw nog niet opgelost is door de zon, maakt Vergilius het gezicht van Dante schoon. Er keert weer de blos op zijn wangen die hij had voordat hij hier kwam. Daarna krijgt hij de plant om zijn hoofd heen gewikkeld. Dante merkt nog op dat de afgeplukte plant even snel weer aangroeit.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 1

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frans van Dooren uit 1987. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 16 november 2016

Het schip van mijn geest: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 1

img_20161109_111635.jpgDe verteller haalt onderaan de Louteringsberg diep adem voordat hij zijn tocht voorzet. Daar onder de sterrenhemel. Hij is op het Zuidelijk halfrond. Hij zegt hier namelijk het volgende:

Nu hijst het scheepje van mijn geest de zeilen,
De wrede zee verlatend op mijn reis,
Om over beter water voort te ijlen;

Nu zing ik van het tweede rijk, de prijs
Die wij moeten betalen voor ons streven
Rein op te stijgen naar het paradijs. (vs 1 – 6; Cialona en Verstegen)

De uitspraak intrigeert mij: ‘schip van mijn geest’. Hier verklapt Dante dat de reis die hij in dit boek maakt, een reis door zijn eigen geest is. De waarheid is het verhaal. De reis volstrekt zich in zijn gedachten.

Literatuur in optima forma. Dante duidt hier precies waar het om draait in de literatuur. Het verhaal speelt zich af in de geest. Het verplaatst zich van het hoofd van de schrijver naar de woorden op papier. Van het papier komt het vervolgens in het hoofd van de lezer.

De lezer is echter een helemaal zelfstandige entiteit. Hij mag zelf beslissen wat hij met het verhaal doet. De beelden die de verteller oproept, krijgen eigen vormen. Dat geeft de dynamiek van literatuur. Het schip van de geest, verandert in het hoofd van de lezer.

De verteller die zijn lezer meeneemt op de tocht. Hij belooft de lezer op kalmer water. De plek waar de ziel zich gereedmaakt om naar de hemel te stijgen. Een prachtige metafoor, die heel nauw aansluit bij het leven.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 1

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Ike Cialona en Peter Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 9 november 2016

Divina Commedia: Louteringsberg - een inleiding

Dante ontsnapt uit de hel via een verborgen gang, een kronkelig pad in de rotsen naast een beekje. Aan het einde ziet hij een ronde opening. Eindelijk verschijnt de sterrenhemel weer aan hem. Hij belandt in een heel nieuwe wereld in dit tweede deel van zijn opus magnum: de Goddelijke komedie. Staat in het eerste deel vooral de zonde in relatie met de straf. In dit deel krijgt de boetedoening veel minder aandacht, maar draait het vooral om de loutering.

Catharsis

Het is verreweg het meest hoopvolle deel en benadrukt de catharsis: de reiniging van de ziel. Hoe kun je lering trekken uit je gedragingen uit het verleden? Kunnen de zielen in het eerste deel zich niet losmaken van hun zonden, in dit tweede deel krijgen de zielen de mogelijkheid om zichzelf van een andere kant te laten zien.

Het sluit beter aan bij de opvatting van de moderne mens: van je fouten kun je leren. Een kritische houding naar je eigen gedragingen en de pogingen om er iets positiefs mee te doen.

7 hoofdzonden

Ook hier volgt Dante weer een strakke indeling in de verschillende zondes. Hij begint met de nalatigen, opgedeeld in 4 groepen mensen (geëxcommuniceerden, op laatste moment bekeerden, gewelddadig omgekomenen en vorsten). Daarna komen er 7 omgangen waarbij de verteller zielen tegenkomt die gelouterd worden op 1 van de 7 hoofdzonden.

Omgang 1: Trots – Superbia
Omgang 2: Afgunst – Invidia
Omgang 3: Toorn – Ira
Omgang 4: Traagheid – Acedia
Omgang 5: Gierigheid – Avaritia
Omgang 6: Vraatzucht – Gula
Omgang 7: Wellust – Luxuria

Heel hard legt de verteller de scheidslijn tussen de verschillende zondes niet. Zo combineert Dante opnieuw de hebzuchtigen met de verspillers. Hij geeft de vraatzuchtigen daarnaast een eigen omgang. Hier borduurt hij voort op de succesvolle scene in het eerste deel in de hel, Canto 7.

Het beeld van de berg is overigens een prachtige allegorie. Het verwijst naar de klim om hogerop te komen. Het persoonlijk gevecht tegen de verleidingen en zondes waar je mee geconfronteerd wordt in het leven. Voor mij is het tweede deel het mooiste deel van Dantes meesterwerk Divina Commedia.

Ik neem je graag mee op deze mooie ontdekkingstocht door dit prachtige verhaal.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

woensdag 12 oktober 2016

Intermezzo: Divina Commedia: Tussen hel en hemel

img_20161010_213103.jpgDante en Vergilius komen in het tweede deel van de Goddelijke komedie in het gedeelte tussen hel en hemel terecht: het vagevuur. Bij Dante heet dit vagevuur, de louteringsberg. In mijn ogen het mooiste gedeelte van de Divina Commedia.

Hier vermengt de boetedoening voor de zonden in een loutering. Een bijna boeddhistische benadering van omgang met schuld en boete. De boete dient om er uiteindelijk gereinigd uit te komen. Niet het straffen om het straffen, maar de betere mens die er uiteindelijk uit komt. Dat is het einddoel van de louteringsberg.

Dante situeert deze berg aan de andere kant van aardbol: op het Zuidelijk halfrond. Zoals in de laatste Canto van de Hel duidelijk is, ziet Dante dit anders dan wij. Hoe anders, wordt mij niet duidelijk. De louteringsberg begint waar de hel eindigt en na een lange klim komt hij daar aan.

Bij het lezen van dit gedeelte van het boek ben ik vooral bevangen door de mooie beelden en het doel in de richting van de lezer. Trekt de Hel vooral aan door het grote angstaanjagende karakter ervan, dit deel van de Goddelijke komedie trekt op een heel andere manier de aandacht. De lezer heeft er wat aan.

De louteringsberg maakt je veel bewuster van de zonden waar je iets aan kunt doen. Heeft de Hel vooral een fatalistisch gehalte, in dit gedeelte van het hiernamaals heb je invloed. Je kunt iets aan je lot doen. Iets dat mij veel meer aantrekt dan de niet te herstellen verdorvenheid van de hel.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

woensdag 5 oktober 2016

Afscheid van Lucifer: Divina Commedia: Hel: Canto 34 deel 2

img_20161004_212949.jpgDe kou hier op het verste puntje van de aarde is ondragelijk, schrijft Dante. De verteller en Vergilius zijn hier beland in het centrum van de aarde. Dit vormt het middelpunt voor Lucifers macht.

Als hij afzakt, ziet Dante tot zijn verbazing dat Lucifer op zijn kop hangt. Het ijs is verdwenen en Dante wil begrijpen waarom de duivel op zijn kop hangt en het ijs verdwenen is.

De uitleg van Vergilius is helder: we hebben haast, de hoogste tijd om door te gaan. Er is geen tijd om lang stil te staan bij de op zijn kop hangende Lucifer.

Vergilius komt tot de uitleg. Ook hier is de wereld een bol. Het is niet helemaal duidelijk of de Romeinse dichter de wereld hetzelfde ziet als wij. Voor hem en Dante is de duivel het middelpunt van de aarde en daarmee van het heelal. De aarde draait immers nog om de zon.

De dichter geeft Dante en de lezer een staaltje van Middeleeuwse astronomie en geologie. De kennis van het heelal en de aarde, reikt best ver. De tegenvoeters leven aan deze kant van de wereld, stelt Vergilius.

Ze staan niet zo lang stil bij deze duistere plek en gaan verder:

Een ruimte is daar beneden, die zich verwijdert
Van Belzebub evenver, als [zijn] graf zich uitstrekt,
Een die niet door het zien, maar door ’t geluid bekend is

Van een klein beekje, dat daar nederdaalt
Door het gat van een rots, die het uitgehold heeft
Met zijn kronkelende loop, die weinig helt.

De gids en ik traden dien verborgen weg
Binnen om tot de lichte wereld weer te keeren;
En zonder over rust nog zelfs te denken

AStegen wij op, hij eerst en ik als tweede,
Zoover, tot ik weer iets van de schoone dingen
Die de heemel draagt, door een ronde opening zag;

Hieruit betraden wij naar buiten om weer te zien de sterren. (vs 127 – 139, Bremer)

De 2 ontsnappen door een nauw gaatje naar buiten. De laatste regel uit het hel-gedeelte is een ware bevrijding. Het zien van de sterren biedt weer perspectief. Na het dieptepunt van de hel, staat ze weer buiten. Er is weer ruimte. De hel werd steeds nauwer en enger. Nu is daar weer de bevrijding.

Misschien wel de diepste crisis waar de verteller in verzeild raakte, na de tocht door het donkere woud. Ook het niet helemaal begrijpen van de duivel, helpt hem niet. Dan is daar blijkbaar een nauwe doorgang waardoor zijn helper en hij glippen.

Er breken mooie tijden aan…

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 34

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederica Bremer uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 28 september 2016

Het diepste van de hel: Divina Commedia: Hel: Canto 34 deel 1

img_20160923_220104.jpgDante en Vergilius komen nu in het meest onhergzame deel van de hel. Hier verblijft Lucifer. Dieper kun je niet afdalen. Hier is het diepste van het diepste. Dit deel ligt het verste af van God en is verborgen in het binnenste van de aarde.

Vergilius wijst er eerst vanuit de verte naar en zegt dat dit Dis is, waarnaar ze al de hele weg op reis zijn. Het einddoel van de reis en Dante wordt onmiddellijk gegrepen door de plek waar hij nu is:

Hoe ik verstijfde en zwijmde bij die woorden,
Vraag het niet, lezer, want ik zal ’t niet schrijven,
Daar alle woorden maar de waarheid stoorden.

Het was geen sterven, geen in leven blijven.
Wil, hebt ge een grein van geest, dus zelf doorgronden
Hoe tusschen zijn en niet-zijn ik bleef drijven.

De Koning van smartelijke gronden
Had tot de borst het ijs als grot en keten,
En eer word ik aan grootte een reus bevonden

Dan dat een reus zich met zijn arm zou meten.
Naar verhouding van geheel tot deelen
Kunt ge de grootheid van zijn lichaam weten. (vs 22 – 33, Verwey)

Dante schildert de duivel af met 3 verschillende gezichten en onder die gezichten enorme vleugels zo groot als zeilen die koude rondwapperen. Bij elke klap van de vleugels waait er een ijskoude vrieswind. In de mond van 1 van de 3 gezichten zit een zondaar.

Het is Judas Iskariot, de volgeling die Jezus verraden heeft. Hij wordt hier het zwaarst gestraft van alle zondaars in de Hel. Met zijn tanden verbrijzelt Lucifer de verrader van Jezus. Judas valt uiteen als met vlas in een vlasbraak gebeurt, schrijft de verteller. Zijn hoofd zit naar binnen, terwijl zijn benen buiten de mond van de duivel steken.

In de andere monden zitten 2 andere zondaar, Brutus en Cassius. Hun treft hetzelfde lot als Judas. Van deze 3 zondaars wordt de verrader van Jezus zeker het strengst gestraft, weet Vergilius aan de verteller mee te delen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 34

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Albert Verwey uit 1923. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 21 september 2016

Bevroren tranen: Divina Commedia: Hel: Canto 33

De graaf Ugolino neemt een hap uit het hoofd van aartsbisschop Ruggieri. Hij veegt meteen zijn mond af aan de haren van het hoofd waar het net zijn tanden heeft gezet. De schim vertelt aan Dante en zijn begeleider Vergilius wie hij is.
In de vorm van een droom met bijbehorende symbolen vertelt hij zijn geschiedenis. Hoe hij op een verschrikkelijke manier ten einde kwam dankzij de man waar hij net en stuk uit de schedel verslonden heeft. Hij zou als burgemeester zijn stad Pisa hebben verraden, maar daar denkt hij anders over.

De verteller lijkt hier wel de gulden middenweg te kiezen in zijn verhaal over deze bijzondere geschiedenis. Als lezer kom ik in de verleiding om de graaf als slachtoffer te betitelen. Helaas komt de aartbisschop niet aan het woord. Ugolino en zijn zonen zijn omgekomen aan de hongerdood in die toren, die sinds hun dood de naam Hongertoren draagt.

Verderop liggen andere zondaars. Ze liggen achterover, schrijft de verteller. Ook hier is het ondragelijke koud. De tranen van de zondaars bevriezen meteen. De verteller kan het niet laten hier een treffende vergelijking te maken:

Wij gingen verder, langs een plek die anderen
ook stijf ’t in ijs houdt vastgeklemd, maar nu
’t gezicht omhoog gewend, niet naar beneden.Zo stremt het huilen zelf de tranenvloed,
het wellen van ’t verdriet wordt door de ogen
gestuit en binnen stuwt de pijn zich op.Want de eerste stroom verstart zich tot obstakel
en dat kristal vormt zelf een soort vizier
dat tot de wenkbrauw heel de oogkas opvult. (vs 91 – 99, Brouwer)

De oogholtes zitten vol met bevroren tranen dat ze veranderen in brillenglazen. In gesprek met de zondaars hier verneemt Dante dat de duivel zo wreed is dat hij de gedaante aanneemt van levende wezens zoals Branca d’Oria. Een vlijmscherpe veroordeling. De ziel baadt al in de Cocytus, terwijl zijn lijf rond op aarde rondloopt.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 33

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 14 september 2016

Bevroren hoofden: Divina Commedia: Hel: Canto 32

img_20160912_211345.jpgDante en zijn begeleider Vergilius staan op de onderste laag van de hel, het centrum van de aarde. De grond waarop ze staan is bevroren, merkt de verteller op. Het is sowieso lastig te schrijven in zijn moedertaal wat hij hier ziet.

Bovendien moet hij opletten waar hij zijn voeten zet, want een stem roept tegen hem uit te kijken waar hij loopt. Als hij goed kijkt, ziet hij een hoofd spreken die vastgevroren zit in de bevroren bodem. De vergelijking die Dante maakt is brilliant.

Hij vergelijkt de hoofden boven de bevroren massa met de kikkers die in de zomer hun koppen net boven het water uitsteken:

Zoals de kikker, kwakend in het riet,
Zijn kop toont, ’s zomers, als het aren lezen
Al menig boerenmeisje dromen liet,

Zo zag ik hoofden, uit het ijs verrezen
Tot waar zij moesten blozen om hun kwaad;
Geen ooievaar klappert zo luid als dezen.

Ze bogen allemaal het grauw gelaat,
Waarbij hun mond van kilte leek te spreken,
De ogen van hun smartelijke staat. (vs 31 – 39, Cialona en Verstegen)

Hij ziet verdoemden bij zijn voeten. Ze zitten zo dicht op elkaar dat de haren in elkaar verstrengeld vastzitten. Als Dante vraagt wie het zijn, ziet hij dat ze moeten huilen. De tranen bevriezen meteen in de kou en zo vriezen de gezichten tegen elkaar vast. Waarna ze hun hoofden tegen elkaar in bewegen als 2 vechtende bokken, schrijft de verteller.

Alleen een ander hoofd in de buurt, vertelt wie het vastgevroren duo is. Daarna begint het hoofd te tieren en te vloeken en wil zijn naam niet geven aan de verteller. Dante trekt hem aan zijn bevroren hoofdharen, maar krijgt de naam van de scheldende ziel niet los.

Tot iemand Bocca roept en Dante weet wie het is. ‘Verrader’, werpt hij het hoofd toe en loopt verder. Daar ziet hij hoe 2 hoofden uit hetzelfde gat steken en het ene hoofd het andere als hoed gebruikt. Daarna grijpt de ander het hoofd in de nek. Zo straffen de gestrafte zielen elkaar.

Hier in dit deel van de hel zitten de verraders van bloedverwanten. Gezien de gebeurtenissen die Dante beschrijft, hebben ze het nog niet afgeleerd.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 32

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Ike Cialona en Peter Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 7 september 2016

Krachtpatser: Divina Commedia: Hel: Canto 31

img_20160905_212225.jpgHet schaamrood staat Dante nog op de kaken, maar Vergilius stelt hem gerust. De vlijmscherpe tong van zojuist, drukt zich nu een stuk milder uit. Geruststellend spreekt de klassieke dichter tegen Dante.

Ze komen nu echt in het binnenste van de hel. Het is er aardedonker en er klinkt een afschuwelijk luid hoorngeschal, vertelt Dante. De verteller meent in de verte torens te zien en vraagt welke stad er ligt. Vergilius legt uit dat het oog hier in de duisternis bedrogen wordt. Het zijn geen torens die daar staan, maar reuzen.

Ze staan daar tot de middel in de put die de bodem van de hel vormt. Ze zijn gigantisch, met hoofden zo groot als de pijnappel die in Dantes tijd voor de Sint Pieter in Rome staat. De brullende reuzen roepen wel de schrik aan bij Dante, maar ook hier wint zijn nieuwsgierigheid het van de angst.

De reus Antaeus is ze welgezind en wil ze wel oppakken om ze op de bodem van de put te zetten, in de diepte waar Lucifer en Judas zich bevinden, schrijft de verteller. Het moment waarop de reus voorover buigt, weet Dante prachtig te omschrijven:

Gelijk de Carsende ons duchten doet
Wanneer de wolken naar heur helling komen,
Dat zij straks vallen zal voor onzen voet:

Zóó scheen Antaeus, toen ‘k, met heimlijk schromen,
Hem neigen zag en tot den wederkeer
Wel gaarne een andren reisweg had genomen.

Hij zette zachtkens ons in d’ afgrond neer,
Waar Lucifer en Judas zijn verwezen.
Doch kort nadat hij boog, daar stond hij weer,

Ontzaglijk, als de mast in ’t schip herrezen! (vs 136 – 145; Ten Kate)

Hij vergelijkt het met de scheve toren Garisenda in Bologna. Het effect kent iedereen als je voor een kerktoren staat en omhoog kijkt. Een vergelijking die werkelijk zeer treffend is. Ieder kind heeft wel eens voor een hoog gebouw of een toren gestaan en naar de hemel gekeken.

Zeker op een stormachtige dag is het effect overweldigend. De voortjagende wolken duwen het gebouw naar beneden waardoor het echt lijkt of het op je afkomt.

Sinds ik deze passage gelezen heb, heb ik het weer vaak geprobeerd. En het effect blijft net zo mooi als vroeger. Nu denk ik er meteen even bij aan de krachtpatser Antaeus in het diepste van de hel. Geruststellend schrijft Dante erbij dat de reus ze op de bodem zet en vervolgens weer als de mast van een schip fier overeind komt.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 31

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van J.J.L. ten Kate uit 1876. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 31 augustus 2016

Bekvechten: Divina Commedia: Hel: Canto 30

img_20160829_211832.jpgDante en Vergilius blijven nog even in de 10e ringgracht van de Malebolge, de kring met de 10 grachten of balgen erin. Hier verblijven de vervalsers. Na het zien de van de 2 krabbende alchemisten, komt de verteller nog andere zondaars tegen.

Ze zijn bevangen door razernij, vertelt Dante. Zo treft hij 2 zielen die achter elkaar aan rennen door de ringgracht. De meeste indruk maakt de ziel die eruit ziet als een luit. De dikke buik en dunne hals naar boven doen aan dit snaarinstrument denken. Alleen de spillebeentjes eronder verstoren het beeld.

De gestrafte ziel heeft zijn buik vol van water, maar hij kan er niet bij met zijn dorstige lippen. Het water stopt precies ter hoogte van zijn lippen. Het water is bedorven en verhindert dat hij zich kan voortbewegen om ergens water te gaan drinken.

De stakkers naast hem liggen te dampen als 2 natte handen in de winter, zegt Dante. Ze bekritiseren elkaar vanwege hun straf. Waar de ene de andere zou kunnen helpen, lijken ze vooral bezig te zijn met elkaar te beschimpen. De Griek Sinon slaat de buikige man op zijn buik. Het klinkt als een trommel.

“Was valsch mijn woord, Uw munt schonk geen vertrouwen”,
– Sprak Sinon – “ben ik om één daad verloren,”
Gij moet om meer dan ook wàt demon rouwen -.”

“Denk aan het Paard, gij, die valsch heeft gezworen”,
– Antwoordde hij, wiens buik hem zwol naar boven –
“En belg U, dat een ieder dit zal hooren”, –

“En U kwel’ dorst, dat die Uw tong zal kloven,
– Sprak toen de Griek – , “en ’t water zal bederven,
Zóó, dat Uw buik U ’t uitzicht zal ontrooven”, – (vs 115 – 112, Rensburg)

Ze staan zelfs in de hel tegenover elkaar en bevechten elkaars straf. Ze voelen zich tegenover elkaar beter dan ze zijn.

Vergilius voelt zich boos worden. Is dit gekrakeel tussen de bestrafte zielen nog juist? In plaats van medelijden opwekken, maken ze de woede in hem los. Nog even en hij barst los tegen Dante. Want zijn deze zielen het waard om naar te luisteren. Als ze tegenover elkaar hun fouten niet toegeven, hoe kunnen ze dan ooit spijt hebben van hun daden?

Dante schaamt zich diep en verontschuldigt zich tegenover zijn begeleider. Het is minderwaardig om hiernaar te willen luisteren, stelt Vergilius. Dus de volgende keer geen aandacht schenken aan 2 bekvechtende zielen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 30

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rensburg uit 1908. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 24 augustus 2016

Vervalsers: Divina Commedia: Hel: Canto 29

img_20160823_122313.jpg
Nog onder de indruk van de zondaars die hij gezien en gesproken heeft in de 9e grachtring, trekt zijn begeleider Vergilius Dante weer in het verhaal. Dante zegt dat hij wil gaan huilen van alle smart die hij hier ziet. Vergilius ziet het anders.

De Romeinse dichter is van mening dat je de pijn en verdriet die mensen hier treft, hier moet laten. Je kunt niet alle zonden van de wereld op je nemen, vindt hij. Zelfs de bloedverwant van Dante, een neef van zijn vader, die een gewelddadige dood gestorven is, moet hij met rust laten. Je schiet er niks mee op, vindt de dichter.

Ze lopen naar de 10e en laatste ringgracht van de 8e kring, de Malebolge, de kring van de bedriegers. In de 10e ring zitten de vervalsers. Hij kan het niet goed zien omdat er niet genoeg licht is, maar er komt een ondraaglijke stank omhoog uit deze gracht. De verteller vergelijkt het met de lucht van ontbindende lijken.

Het leed dat Dante ziet, is te vergelijken met alle zieken in de periode juni in juli in de ziekenhuizen van Sardinië, de Valdichiana en de Maremmen liggen. In deze tijd van het jaar waren er tijdens Dantes leven veel malaria-slachtoffers.

Als hij wat lager komt, ziet hij de bodem van de ringgracht wat beter. Ze lopen zwijgend over de lager gelegen dwarsdam. Dan ziet Dante 2 mannen die helemaal van top tot teen met korsten bedekt zijn. Ze vechten tegen een krankzinnige jeuk:

Ik zag er twee zitten tegen elkander geleund.
Zooals men om ze te warmen pan tegen pan zet,
Van ’t hoofd tot de voeten met korsten bevlekt;

En nooit zaag ik zóo de roskam hanteeren
Door staljongen op wien de meester wacht,
Noch door hem, die ongaarne wakker blijft:

Als ieder van hen de nagels repte
Steeds over zich heen om de groote woede
Van den jeuk, waarvoor geen verlichting meer is.

En zoo trokken de nagels de schurft af,
Als het mes de schubben van den brasem,
Of van een anderen visch, die er grootere heeft. (vs 73 – 84, Bremer 1943)

Een prachtig fragment dat ik niet kan lezen zonder een ongelooflijke jeuk te krijgen. Dante loopt hier de alchemisten Griffolino en Capocchio tegen het lijf. De laatste zit hier omdat hij de alchemie heeft ingezet voor zijn eigenbelang. Hij vervaardigde er valse munten mee.

Volgens de verteller is het vervalsen van geld wel de ergste zonde tegen de staat die je kunt plegen. Tegelijkertijd wijst de alchemist Capocchio erop dat Dante hem ook moet kennen vanwege zijn kunde de natuur heel goed na te kunnen bootsen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 29

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederica Bremer uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 17 augustus 2016

Zaaiers van tweedracht: Divina Commedia: Hel: Canto 28

img_20160811_211129.jpgDante en Vergilius komen aan bij de 9e ringgracht in de 8e kring van de hel. Het wordt steeds grimmiger, merkt de verteller op. In dit deel zitten de zaaiers van tweedracht, zegt hij aan het eind van de vorige canto. Hij vertelt er meteen bij dat het met schuld beladen tweedracht is.

De eerste die hij hier al aantreft zijn Mohammed en zijn schoonzoon Ali. Het gezicht van Ali is van kin tot kuif doorklieft. Een duivel splitst hen telkens weer gemeen in tweeën, vertelt Ali aan Dante. Als Mohammed hem even later vraagt wat hij hier doet, antwoordt Vergilius.

Dat Mohammed hier te vinden is, komt mogelijk door legenden uit de Middeleeuwen waarin beweerd wordt dat de profeet van de Islam mogelijk een afvallige kardinaal is geweest. Hier maakt Mohammed al aanstalten om verder te gaan nog voor hij uitgesproken is.

In dit deel van de hel komt Dante een bijzondere ziel tegen. Het is een romp zonder hoofd dat hier rondloopt. Hij loopt onder de brug door die de verteller en Vergilius oversteken.

Ik zag, en ’t schijnt mij dat ik nog zie schrijden
Een lichaam zonder hoofd, gaande met de scharen
Die in die droeve stoet zich samenrijden.

Het afgeslagen hoof hing bij de haren
Hem aan de hand en zag ons aan en klachtte:
O jammer! en het diende ‘m als lantaren.

Het Zelf dat zag, ging uit voor het omnachte,
Twee en toch één, één en in twee tezamen;
Hoe ’t kan weet Hij die werkt in al ’t volbrachte. (vs. 118 – 126; Verweij)

Hij noemt zich Bertran de Born en vertelt over de tweedracht die hij zaaide tussen de koning van Engeland en zijn zoon. Hij vergelijkt zijn rol met die van de bijbelse Achitofel die vader David en zoon Absalon op soortgelijke wijze tegen elkaar opzette. Zijn daad heeft Betran de Born deze straf opgeleverd.

Hij legt uit dat de straf die hij krijgt, een contrapasso is. De straf heeft een relatie met de begane zonde op aarde. Voor Betran betekent dit zijn hersenen los van zijn lichaam zijn. Het is de wet van de wedervergelding, merkt hij op tegen Dante.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 28

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Albert Verweij uit 1923. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 10 augustus 2016

De graaf en slechte raad: Divina Commedia: Hel: Canto 27

img_20160801_215226.jpgDe helden van deze reis door het hiernamaals hebben al iets gezien van wat straks komen gaat: de louteringsberg. Dat is straks het 2e deel van de Divina Commedia. De sprekende vlam komt weer tot rust, maar een nieuwe vlam weet te ontsnappen. Hij zegt niet wie hij is, maar het is de graaf Guido da Montefeltro. Een veldheer, geëerd en geprezen.

Hij vertelt hier iets van zijn levensverhaal. Ook hier speelt Dante met het beeld van de hel. De vlam vertelt hier een verhaal die hij wel mag zeggen omdat toch nooit een levende ziel uit dit deel van de hel heeft weten te komen.

Hier lijkt de verteller ook in tweestrijd. Hij deelt de graaf in dit deel van de hel, maar de graaf verontschuldigt zich en lijkt de schuld te willen geven aan anderen dat hij hier zit. Een treurig verhaal over een advies dat niet deugt en waarvoor hij blijkbaar geen goede verklaring kan geven.

Het lijkt of hij geen verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn daden. Onduidelijk is het voor mij waarom deze gestrafte in dit deel van de hel moet verblijven. Hij heeft eenvoudig gezwegen op het moment dat hij raad moest geven, in ruil voor het witwassen van zijn zonden.

Deze canto eindigt dan ook treurig en een beetje onbestemd.

Toen hij aldus zijn rede had voleindigd,
Verwijderde de vlam zich jammerklagend,
De scherpe spits rondslaande en wringende.

Wij gingen voort, mijn Gids zoowel als ik,
Steeds langs den rotwand tot aan de andre boog,
Die over diep ligt waar men ’t loon betaalt

Aan hen die tweedracht zaayend, zich bezwaarden. (130 – 136, Kok)

Alsof Dante hier niet het echte geheim wil verklappen, grijpt hij naar een vertellerstruc: op naar het volgende hoofdstuk. Het stuk van de hel met de zondaars die tweedracht zaaiden.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 27

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Kok uit 1863/1864. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 3 augustus 2016

De slechte raadgevers: Divina Commedia: Hel: Canto 26

img_20160801_212400.jpgDante verfoeit de daden van zijn stadgenoten en geeft ze een royaal plekje hier tussen de rovers en dieven. Of hij hiermee meer zijn gelijk wil halen dan dat hij eerlijk recht spreekt, blijft in het midden. Het levert wel een prachtig stukje literatuur op. Gedreven door het onrecht dat hem is aangedaan.

De verteller roept uit dat de stad bestraft zal worden en hij hoopt dat dit spoedig zal gebeuren. Het lijkt op de vader die zijn kind met mededogen slaat, zoals in psalm 6 staat.

De vlammen die Vergilius en Dante in de 8e ringgracht zien oplichten, vergelijkt de verteller met de ontelbare lichtjes die vuurvliegjes maken boven het land in de zomer. De nieuwsgierigheid van de dichter wordt hem bijna fataal als hij voorover hangt om naar beneden te kijken. Hij weet zich net op tijd aan een rotsblok vast te klampen.

Vergilius vertelt hem wat hij ziet: in de vlammen bevinden zich de zielen ingekapseld. Daar zitten ook de Grieken Ulixes en Diomedes. Dante grijpt de gelegenheid aan om de beide romanhelden (legerleiders) te spreken. Ze worden gestraft voor hun listen: het paard van Troje en hoe ze Achilles weglokten van zijn geliefde.

Een vlam begint te spreken, direct verwijzend naar de tongen zoals de apostelen spraken met Pinksteren:

De oude vlam bewoog zijn grootste horen
met veel gefluister en geflakker zó
als vuur dat door een windvlaag wordt geteisterd.

Vervolgens ging de vuurspits heen en weer:
was net een tong die zich bewoog tot spreken,
en klanken wierp hij uit waarmee hij zei: (85 – 90; Brouwer)

De metaforen die de verteller gebruikt, zijn bepalend voor de kracht van dit literaire werk. Ik kan ontzettend genieten van dit soort zinnen, waarbij je de vlam ziet flikkeren en bewegen op de wind. Waarin de vlam zich omvormt tot een tong en echt spreekt. Hier kan geen tekening tegenop. Het plaatje tekent zich in je hoofd.

Daarom ben ik zo gek op Dantes Goddelijke komedie

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 26

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Brouwer uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 27 juli 2016

Gedaanteverwisseling: Divina Commedia: Hel: Canto 25

img_20160725_220000.jpgDe dieven en rovers vormen misschien wel de grootste groep zondaars in de hel. Dante besteedt tijdens zijn reis door het hiernamaals veel aandacht aan de plek waar ze zitten: de 7e ringgracht in de 8e cirkel. De zielen worden hier in bedwang gehouden door slangen.

Dat is ook de redding voor Dante als de dief zijn vuisten balt in de richting van de dichter. De slang wikkelt zich om zijn nek en de dief kan niets meer uitkramen. Bovendien slaat de centaur Cacus toe om de zondaar nog in zijn nek te grijpen. Maar de dief heeft de benen al genomen.

Dit bijzondere mythisch wezen achtervolgt in dit gedeelte van de hel ook de zondaars om ze extra hardhandig de les te lezen. Dante ziet 3 schimmen en terwijl hij naar hen kijkt ziet hij een 6-koppige slang toeslaan.

Het tafereel dat Dante nu beschrijft is ongelooflijk. De verteller vertelt het ook heel beeldend hoe de slang deze Cianf dei Donati inkapselt. De beruchte dief en inbreker uit Florence wordt hier bestolen van zichzelf.

Nooit zag men klimop zoo een boom bekleeden,
Als van het vrees’lijk ondier was te ervaren,
Hoe vast zijn lijf zich hechtte aan diens leden.

Toen, of zij beide’ als heete was vergaren,
Versmolten zij en wisselden hun kleuren,
Dat geen van beide scheen, wat éérst zij waren,

Gelijk men – voor de vlam uit – ’t ziet gebeuren,
Als bruine rand komt door ’t papier gestreken
Nog niet gansch zwart, noch gansch meer wit te speuren. (vs. 58 – 66, Rensburg)

De ziel is beest geworden vertelt Dante. Hier vindt een wonderlijke gedaanteverwisseling plaats. De dief is van zichzelf bestolen. Het hele lichaam van de mens verandert in het reptiel.

De 2 overgebleven dieven vergelijken nu zichzelf heel mooi met de slangen die hen omringen. Het levert een mooi contrast op met de straf die God de slang geeft na de zondeval.

Een contrastrijk en heel sterk canto is dit gedeelte van Dantes Goddelijke komedie. Het bewijst voor mij weer dat het een bijzonder boek is dat soms overstroomt als een borrelend vat. En waar ik niet altijd vat op heb.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 25

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van J. K. Rensburg uit 1908. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 20 juli 2016

Dieven en rovers: Divina Commedia: Hel: Canto 24

Dante en zijn begeleider Vergilius komen verder naar de kern van de hel. Ze zijn belandt bij de brug die de zesde kring van de 10 grachten verbindt met de zevende kring. De brug is echter ingestort. Ze kunnen niet verder. Er liggen brokstukken voor hen.

Dante vergelijkt zijn teleurstelling in prachtige bewoordingen met de boer die ’s ochtends naar buiten kijkt in de hoop zijn vee naar buiten te kunnen doen. Hij denkt sneeuw te zien liggen, maar het is rijp:

Dan staat de boer, bij wien het voeder schaarsch wordt;
Vroeg op en kijkt, en ziet nog alle velden
Gansch wit; hij slaat zich op de dijenEn keert in huis, loopt klagend her en der,
Een arme bloed, die niet weet wat te doen
Komt weer naar buiten, en herwint de hoop,

Bemerkend hoe in korten tijd de wereld
Haar aanschijn heeft veranderd; neemt zijn staf,
En jaagt de schaapjes buiten om te grazen.

Alzoo deed de meester mij ontstellen,
Toen ‘k zag hoe zijn gelaat verduisterd werd,
En even snel volgde op dit kwaad de pleister (vs 7 – 18, Bremer)

De dichter Vergilius redt Dante opnieuw uit de positie waarin ze zijn beland. Hij wordt gedragen door de schim die de Romeinse dichter is en vliegt naar de volgende damwand. Hij wil bij de pakken neer gaan zitten, maar Vergilius maant hem aan in beweging te komen. We zijn misschien wel uit de gracht van de huichelaars, maar we zijn er nog lang niet.

Dante tuurt naar beneden, maar kan niks ontwaren. Waar zijn ze belandt? Het is te donker om goed te kunnen kijken. Als ze afdalen zien ze hier de gestraften. Overal krioelen de slangen en de naakte zielen rennen en springen, maar het is doelloos.

Ze kunnen geen kant op. Bovendien zijn ze ook met slangen vastgebonden, de handen op de rug terwijl de slangen overal doorheen steken. Hier ziet Dante Vanni Fucci. Een dief, die overigens zich ook misdroeg op andere vlakken. Maar de diefstal van de kerkschat uit de dom van Pistoia.

Voor de schrijver Dante is het de gelegenheid de ziel weer een voorspelling te laten doen. Het doel hiervan is zoals de zondaar zegt om Dante pijn te doen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 24

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederica Bremer uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 13 juli 2016

Huichelaars en hypocrieten: Divina Commedia: Hel: Canto 23b

img_20160703_111341.jpgIn de 6e ringgracht zitten de huichelaars en hypocrieten. Ze komen nauwelijks vooruit door de loodzware monnikskappen die ze dragen. Ze zijn heel zwaar. Zo zwaar, zegt de verteller, dat de hoofddeksels die de gestraften van majesteitsschennis tegen keizer Frederik droegen, zo licht als stro waren.

Ze lopen zo langzaam voorovergebogen dat Dante en Vergilius bij elke stap die ze zetten naast een andere zondaar lopen. Hier treft Dante weer een bekende. Iemand herkent hem namelijk aan de Toscaanse tongval. Het zijn 2 ridders uit Bologna die Dante hier ziet lopen. De verteller vergelijkt de last die de beide heren moeten dragen in hun pij, wel heel mooi:

Deze goudkleurige pijen zijn zozeer met lood verzwaard dat wij onder de last ervan net zo kreunen als een weegschaal die een uitzonderlijk gewicht moet dragen. (vs 100-102, Van Dooren)

De oude rivaliteit in Florence komt weer voorbij in het gesprek dat de heren met elkaar voeren. Maar voordat Dante iets kan zeggen, ziet hij iemand vastgenageld aan de grond met 3 spietsen liggen. Het de hogepriester Kajafas die hier op mensonterende wijze wordt gestraft.

De ridders weten te vertellen dat niet alleen Kajafas deze straf treft. Ook zijn schoonvader en andere leden van het Sanhedrin, de Joodse hoge raad die Jezus veroordeelt, worden in deze ring op dezelfde wijze gestraft voor hun verraad.

Vergilius vindt dit er zo gruwelijk uitzien dat hij de duivels in deze ring niet vertrouwt. Hij wil snel verder naar de volgende ringgracht en vraagt de Bolognezen de weg.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 23b

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frans van Dooren uit 1987. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 6 juli 2016

Goddelijke voorzienigheid: Divina Commedia: Hel: Canto 23a

Snel vluchten Dante en Vergilius naar de volgende ringgracht. Ze laten de ruziënde duivels achter. Dante vraagt zich vertwijfeld af of ze hieraan wel goed doen. Hij haalt een fabel aan over de kikker en de muis. De muis vraagt bij een sloot aan de kikker of hij mag oversteken.
De kikker heeft verkeerde bedoelingen en wil dat de muis zich vastbindt aan hem. In het midden van de sloot wil hij dan naar beneden zakken om de muis te laten verdrinken. Als de kikker in het midden van de sloot is, grijpt een wouw de muis. Omdat de kikker vastzit aan de muis via het touw, heeft de wouw hem ook.

Dante vreest het ergste, want de duivels laten zich niet zomaar voor de gek houden en wie weet wreken ze zich op hem en Vergilius. De Romeinse schrijver heeft hetzelfde bedacht en bedenkt snel een plannetje. Maar de duivels komen er al aan voordat Vergilius goed en wel het plannetje verteld heeft. Daarom grijpt de dichter Dante in zijn armen en glijdt naar beneden van de rotsachtige helling.

Hier maakt de verteller weer een prachtige vergelijking met de schoepen van een waterrad:

Nooit ging zó snel water door een geul
om rad te wentelen van een watermolen
wanneer het ’t dichtste bij de schoepen komtals nu mijn meester langs die oeverhelling,
met mij intussen aan zijn borst geklemd,
als was ḱ zijn zoon en niet slechts reisgezelschap.

Zijn voeten hadden nauwelijks aangeraakt
de diepe bedding, of zíj stonden boven
al aan de rand, maar weg was onze angst! (vs 46 – 54; Brouwer)

Eerst redt de gestalte van Vergilius Dante uit de vervelende positie waarin ze zijn terechtgekomen. Daarna maakt de verteller ook nog eens gebruik van de ‘deo ex machina’, de goddelijke kracht die de personages verder beschermt.

Ze vluchten razendsnel de 6e ringgracht in. Hier kunnen de duivels uit de 5e ring niet komen. De goddelijke voorzienigheid beschermt ze daarvoor wel. Het is wel een mooi, spannend gedeelte in de avonturenroman die dit deel van de reis door de hel meer en meer aanneemt.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 23a

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 29 juni 2016

Duivels, dolfijnen en pekdrijvers: Divina Commedia: Hel: Canto 22

image

De duivels hebben namen gekregen in dit deel van de hel. Dante en zijn begeleider Vergilius lopen mee met de leider van de 10 duivels: Ruigbaard. De duivels dragen namen als Roodsnoet, Krabklauw, Zweefhoofd en Draakreus. Het voelt bijna of je in een fantasy-verhaal belandt, waarbij de duivels veranderd zijn in fantasiefiguren.

De 2 gaan verder met de groep duivels over de steendam. Vanaf de hoge dam zien ze hoe de zondaars in het pek liggen. Dante houdt het kokende teer goed in de gaten. Soms komt er een zondaar omhoog zoals een duikelaar. Niet voor lang, schrijft Dante:

Ik trachtte in ’t gaan mijn aandacht te beperken
Tot de pekzee, die rondom af te speuren
En hen die daarin kookten te bemerken.

Zooals dolfijnen die hun ruggen beuren
Een teeken voor de zeelui in hun booten,
Die ’t vluchten veilger dan het voortgaan keuren,

Zoo zag ik soms een zondaar bovenvloten
Om maar een oogenblik zijn rug te koelen,
Waarna ze bliksemsnel naar onder schoten. (vs 16 – 24; Verwey)

Als er een ‘kikker’ toch uit het pek weet te springen naar de kant, die dan niet op tijd weg is voor de duivel, dan zijn de snelle duivels er op tijd bij. Ze grijpen een man uit het koninkrijk Navarra die de dans probeerde te ontspringen.

Dante is als altijd nieuwsgierig of er nog mensen uit Italië in het pek zitten. De man krijst het uit dat hij net nog onder eentje zwom in het pek. Zat hij nog maar daar, dan zou hij het beter hebben dan hier tussen de klauwen en gaffels.

Als hij dan uiteindelijk de duivels uitdaagt, is hij ze even te slim af en duikt hij terug in het pek zonder dat ze het zien. En duivels, zouden geen duivels zijn als ze het daarna niet met elkaar aan de stok kregen. Ze slaan elkaar op de vuist en geven elkaar de schuld van de ontsnapping van de man uit Navarra.

Tijd voor Dante en zijn begeleider om verder te lopen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 22

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Albert Verwey uit 1923. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 22 juni 2016

Oplichters en rechtverkrachters: Divina Commedia: Hel: Canto 21

image

In de volgende sleuf van de 10 ringgrachten, ook Malebolges genoemd, klinkt een zinloos gejammer op. Dante kijkt goed en ziet hoe een dikke, kokende peklaag in deze gracht stroomt. Hier is de hel zoals veel mensen deze voorstellen met duiveltjes die een drietand vasthouden en daarmee zondaars achterna zitten.

Terwijl Dante hier loopt, roept Vergilius plotseling ‘pas op!’. Ze geven even de ruimte aan de zwarte duivel die over de rotsbrug in hun richting komt. Hij heeft een zondaar op zijn schouders liggen en werpt hem van de rotsbrug waarop ook Dante en Vergilius staan.

Dante geeft deze duivels eigen namen: Malebranche, dat betekent Kwaadklauwen. Ze gooien alle oplichters en rechtsverkrachters hier in de kokende teer. Een verschrikkelijke straf waaruit de misdadigers proberen te ontsnappen. Maar de duivels letten hier goed op. En Dante vertelt dit in een treffende vergelijking met de kookkunst van koks terwijl de duivels naar de zondaars in de kokende teer gillen:

‘Als ’t scherp van onze gaffels je niet zint,
Is bovenkomen jou niet aan te raden.’

Door honderd haken werd hij vastgepind.
‘Huppelen mag, maar je moet onderblijven,’
Riep men. ‘Steel heimelijk als je iets vindt!’

Zo plegen koks hun koksmaats voor te schrijven
Het vlees met vorken onderin de pan
Te houden en niet te laten drijven. (vs 50-57; Cialona en Verstegen)

Vergilius waarschuwt Dante om zich meteen achter een rotsblok te verstoppen. De duivels worden link en ruiken vlees. Ze zijn inderdaad bloedlink. De klassieke dichter moet alles op alles zetten om de grijpgrage duivels te weren. Als Dante dan tevoorschijn komt, willen ze hem met hun gaffels in zijn achterste prikken.

Na een gesprek met de leider van deze duivelsgroep, krijgen ze verder begeleiding van deze monsters. Net als de toezegging dat hun geen vlieg kwaad wordt aangedaan. Vergilius stelt de dichter Dante extra gerust. Als de duivels hun tanden laten zien is het niet tegen hen, maar tegen de zondaars die hun kop boven het pek uitsteken.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 21

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Cialona en Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 15 juni 2016

Tovenaars en waarzeggers: Divina Commedia: Hel: Canto 20

image

De straf de waarzeggers en tovenaars in deze 4e ringgracht treft, is weer een mooie tegenstelling zoals vaker het geval is in Dantes Divina Commedia. Kijkt de waarzegger vooruit in de toekomst, in dit deel van de hel is de straf dat ze achteruit moeten lopen.

Hun hoofd zit omgekeerd op de romp, zegt de verteller. Het treft hem. Hij merkt dat hij emotioneel wordt. Het wordt hem teveel als hij deze zondaars hier jammerend ziet lopen. De verteller Dante spreekt de lezer hier ook rechtstreeks aan:

Zoo moge God U vrucht geven van Uw les.
O lezer, zoo denk dan bij Uzelven
Hoe ik ’t oog droog had kunnen houden,

Toen ik ons beeld hier van nabij
Zoo verdraaid zag, dat ’t geween der oogen
Het achterdeel besproeide bij de splitsing. (vs 19-24; Bremer)

Dante probeert zich vast te klampen aan de rotsblokken die dit stukje van de hel afschermen van de rest. Hij kan het niet meer aan. Bij al het leed dat hij eerder gezien heeft, best verwonderlijk. Het lijkt ook eerder dat hier een stukje Middeleeuwse humor speelt. Zo eentje waar Gerrit Komrij gek op was. De tranen van de zondaars vallen precies op de kont.

Vergilius haalt hem weer bij de les en wijst hem terecht. Laat die emotie varen en kijk goed wie je hier ziet. Het zijn niet de minsten. Hij wijst naar Manto, dochter van de Thebaanse ziener Tiresias. Ze heeft haar lange haren over haar borsten laten vallen en daarmee zit al het haar aan dezelfde kant van het lichaam.

Dan vertelt Vergilius hoe zijn geboortestad Mantua is ontstaan. Hier beschrijft de klassieke dichter Noord-Italië, waaronder het Gardameer. Hij doet dit met veel liefde. Het verhaal eindigt dat de tovenares Manto een stukje moeras uitkiest om te kunnen wonen, zonder lastig gevallen te worden. Op dit stukje land midden in de moerassen zal uiteindelijk de stad Mantua verrijzen.

Tenslotte noemt Vergilius nog een trits tovenaars die ze zien. Maar ze moeten opschieten, eindigt de klassieke dichter. De tijd dringt, zegt hij met mooie verwijzingen naar de maan.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 20

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederica Bremer uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 8 juni 2016

Simonieten: Divina Commedia: Hel: Canto 19

img_20160606_205515.jpgDante en Vergilius komen aan in de 3e ringgracht van de 8e hellekring. Hier stuiten ze op de zielen die simonie bedrijven. Het begrip verwijst naar Simon de Tovenaar die in de bijbel geld wil betalen om deelgenoot te worden van de wonderen die de apostelen doen.

Dante ziet in eerste instantie alleen gaten in de bodem van de gracht, waaruit voeten steken. De voeten en kuiten die uit de gaten komen, behoren toe aan zondaars waar Dante wel meer van wil weten. De verteller ziet hoe de voetzolen van de zielen in brand staan:

Want op hun zolen brandde een niet te stuiten
Vlam, zoodat de enkels zich zoo wild bewogen
Dat ook geen koord of zeel ze saam zou sluiten.Als op een vlak dat olie heeft gezogen
Waardoor de vlam eroverheen schijnt schieten,
Werd elke voet van hiel tot teen bevlogen.Ik zei: Mijn Meester, ’t moge u niet verdrieten
Te zeggen wie die róode vlammen plagen,
Wiens enkels juist zoo pijnlijk samenstieten. (vs 25 – 33, Verweij)

Hij krijgt het advies van Vergilius om door te lopen naar de volgende gracht en daar aan de andere kant van de dam te spreken met de ‘andere kant’ van deze wezens. De Romeinse dichter draagt hem op zijn rug naar het juiste uiteinde van het gat. Hier zit de grootste zondaar: de paus Bonifatius VIII.

Dante krijgt zomaar te horen van deze paus dat de hebzucht en het verlangen naar geld groter was dan zijn taak als gezant van God op aarde. Hij hangt daar ondersteboven met zijn voeten in het gat. Uiteindelijk zal ook hij naar beneden vallen bij de andere simonieten en platgedrukt liggen in een spleet van de rots.

Dante geeft deze hebberige paus nog eens van katoen en vindt dat Bonifatius zijn straf terecht krijgt. Vergilius is trots op de woorden die de verteller hier uitspreekt, tilt de dichter op en brengt hem naar de rand van de 4e ringgracht in dit bijzondere deel van de hel.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 19

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Ike Cialona en Peter Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 1 juni 2016

Verleiders en vleiers: Divina Commedia: Hel: Canto 18

image

De reis door de hel is hier op de helft. Het aantal canti is dat namelijk op dit punt. Dante en Vergilius zijn op een stukje rots gebracht door het bijzondere monster Geryon. Ze dalen nu af naar de 8e hellekring. Een bijzondere plek die opgedeeld is in maar liefst 10 grachten.

In het midden zit een diepe put, vertelt Dante. Het is de 9e kring, het centrum van de aarde. Die komt aan bod in Canto 32. Daar dat is de volgende hellekring. Nu balanceren hij en Vergilius over de muren tussen de verschillende grachten van dit gedeelte van de hel.

Het lijkt op de grachten van een vestingwerk, schrijft de verteller. Hij verwijst hier naar een heus vestingwerk. In Italië worden de steden beschermd met stenen wallen. Iets daarvan lees je hier terug. Samen met Vergilius loopt hij van de ene gracht naar de andere.

De beschrijving van de eerste gracht, waar de verleiders zitten, weet Dante alweer treffend te vergelijken. Hij verwijst naar de drukte op de Tiberbrug in Rome tijdens het jubeljaar 1300. Hier ziet de lezer iets van de logistieke organisatie in die tijd. De brug is verdeeld in 2 helften om de mensenmassa’s de verschillende kanten op te leiden.

Ik zag er velen in hun naakte staat
Aan onze kant van midden nader komen,
De rest liep van ons weg, tegen de draad.

Toen in het grote jubeljaar te Rome
De massa die de brug moest overgaan
Uit beide richtingen maar aan bleef stromen,

Bracht men op deze brug een scheiding aan:
Rechts zag men Burcht en Pieterskerk opdagen;
Wie links terugging, zag de heuvel staan. (vs 25-32; Ike Cialona en Peter Verstegen)

Hier in de hel is het niet anders, met het grote verschil dat overal gehoorde duivels staan die slaan op de ruggen van de zondaars. Dante loopt hier een bekende tegen het lijf, het is de Bolognees Venedico Caccianemico, die Ghisolabella verleidde markies te willen zijn.

Heel lang is Dante niet met hem in gesprek, hij en Vergilius kruipen over de volgende rotswand om beter uitzicht te hebben op de zondaars die hier vertoeven. Vergilius wijst op Jason. Iets verderop is er dan de 2e gracht met de vleiers.

Wat Dante hier beschrijft, is werkelijk smerig. Kijkend in de diepte ziet hij mensen in de drek. Hij kan hier de mensen nauwelijks ontwaren temidden van de menselijke mest. De gestrafte zielen dwalen hier door het open riool. Tot en met de geur weet Dante hier overduidelijk de smerigheid over te brengen op de lezer.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 18

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Ike Cialona en Peter Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 25 mei 2016

Woekeraars en Geryon: Divina Commedia: Hel: Canto 17

image

Het monster dat omhoog komt uit de kloof nadat Vergilius het koord van Dante naar beneden heeft gegooid, is Geryon. Dante noemt hem nog niet meteen Geryon, maar duidt hem als een slang op 2 poten en met een pijlsnelle staart en een mannengezicht.

Vergilius laat Dante nog even wachten. Hij zal het monster eerst toespreken en proberen over te halen de 2 dichters mee te nemen. Ze zitten bij de woekeraars, op de uiterste richel van de 7e hellekring. Dante zegt eerst nadrukkelijk dat hij niemand meteen herkent, maar er dienen zich al snel enkele stadsgenoten op.

Het gesprek met de woekeraars levert weinig op. De man waarmee hij spreekt, uit Padua, vertelt dat het hier barst van de Florentijnen. Dante spreekt ze niet. Hij wil Vergilius niet te lang laten wachten. De woekeraar verwijst nog naar de grootste woekeraar, de hoogverheven ridder waar deze man in de hel naar verwijst.

Dan ziet Dante dat Vergilius al bovenop het monster zit. Hij moet omhoog zien te klimmen op Geryon. De angst slaat hem aan het hart. Dante vergelijkt het met de huivering die mensen treft als de ze vierdendaagse koorts oplopen. Gelukkig mag hij zich vastklampen aan de Romeinse dichter.

De afdaling op het monster is werkelijke prachtig beschreven door Dante. Ik hou helemaal niet van draken en andere fabelachtige wezens in boeken, maar deze passage behoort is een prachtig en fantasierijk deel van de reis die Dante met Vergilius maakt.

Dante vergelijkt de afvaart met het loskomen van een schip, zoals het monster loskomt van de bodem om de afdaling in te zetten:

Gelijk een jol van d’ oever af moet dringen
Steeds achteruit, zoo is hij afgestooten
En heeft, toen hij van ijl zich voelde’ omringen

Den staart, waar eertst de borst was, heen geschoten
En strekte’ als paling dien toen na zich henen
En sloeg de lucht zich toe met beide pooten. (vs. 100-105, vert. Rensburg)

Overigens blijkt uit niets dat dit mythische wezen Geryon over vleugels beschikt. Het lijkt wel dat het monster als een gladde aal naar beneden glijdt door de lucht. In brede cirkels, beschrijft de verteller. De angst slaat hem hier aan het hart. Dante ziet overal vuur en hoort het gejammer van de gestrafte zielen.

Ze landen precies aan de voet van een loodrechte rotswand. Hier laat het monster de 2 achter en flitst als een pijl weer weg. En hier verlaat een bijzonder monster het verhaal. Een verhaal boordevol allegoriën. Hoe je je angsten kunt overwinnen door er gebruik van te maken en je mee te laten voeren. Het brengt je verder en helpt je vooruit op de levensreis.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 17

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van J.K. Rensburg uit 1908. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 18 mei 2016

De waterval: Divina Commedia: Hel: Canto 16

image

Nog altijd lopen Dante en zijn gids Vergilius door de 3e cirkel in de 7e hellekring. De plek waar de tegennatuurlijke zondaars vertoeven. Zijn leermeester Brunetto Latini is achtergebleven en hier duiken weer nieuwe Florentijnen op. Het zijn 3 vooraanstaande stadgenoten die Dante hier tegenkomt.

Ook nu krijgt Dante weer de kans om te vertellen hoe het tegenwoordig in Florence eraan toegaat. De winst en het geld maakt de mensen trots en buitensporig, stelt de dichter. Hij krijgt van zijn 3 stadsgenoten de wens mee om thuis te vertellen over hun. De 3 zijn zo overtuigd van Dante’s redenaarskwaliteiten dat ze hem in alle vertrouwen laten gaan. In een vloek en een zucht zijn ze verdwenen.

Waterval

Dan volgt een prachtige passage over de waterval die Dante aantreft. Hij staat aan de rand van de kloof en hoort het donkergetinte water met veel geraas neerstorten van de haast loodrechte wand. Het moet hier zijn zoals de waterval bij de abdij van San Benedetto, waarbij de Montone in de zee stroomt. Dante weet hier prachtige beelden bij je op te roepen. Ook al ben je hier nooit geweest, de beschrijving van Dante bestaat niet eens meer in de werkelijkheid.

De hele reis draagt Dante een koord om zijn middel waarmee hij de panter in het donkere woud wilde vangen. Nu komt het hem van pas. Vergilius vraagt of hij het wil losmaken en als het los is, gooit hij het touw over over de rand van de kloof heen waar het tweetal staat.

Omhoog trekken

Een wezen trekt zich omhoog aan het touw zoals een duiker dit doet die zich omhoog trekt aan het touw van het schip. Of zoals Dante het beschrijft: hij strekt zijn bovenlichaam en trekt zijn benen in en hijst zich zo omhoog.

Dat ik zag door die dikke en donkere lucht
Een figuur naar boven komen zwemmen,
Verontrustend voor elk zeker hart;

Gelijk terugkeert hij die naar omlaag gaat
Soms om een anker los te maken, dat zich vasthaakt
Aan een klip of iets anders dat de zee houdt verborgen,

Die naar boven zich strekt, en aan de voeten zich intrekt. (vs 130-136, vert. Bremer))

Wat voor een wezen omhoog komt, laat de verteller nog even achterwege. Hij spreekt over ‘una figura’. Enkele vertalers, zoals Bohl, verklappen het. Maar inn het volgende Canto zal de verteller duidelijk maken wet er precies omhoogt komt. Dante houdt de spanning er nog even in. Met dank aan Vergilius die het wezen aan het touw keurig in bedwang heeft.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 16

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van F. Bremer uit 1940. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 11 mei 2016

Tegennatuurlijke zondaars: Divina Commedia: Hel: Canto 15

image

De zondaars bleven in het vorige Canto beperkt tot Capaneus. Nu komen Dante en Vergilius weer onder de mensen. De 3e cirkel in de 7e hellekring bevat een bijzondere type zondaar: die van de tegennatuurlijke zondaars. Dat zijn de mannen die van mannen houden. Voor veel Christenen een zonde, waaronder de paus.

Om daar te komen lopen de 2 dichters over een dam, waar Dante wordt herkend door zijn oude leermeester Brunetto Latini. Dante is verbaasd zijn oude leraar hier aan te treffen. Hij vraagt of Brunetto Latini een eindje met hem wil oplopen. Stilstaan is geen optie, zegt zijn leermeester. Het zou hem 100 jaar aan deze plek kluisteren.

Na deze waarschuwing durft Dante niet naast zijn leermeester te gaan lopen. Hij blijft evenwijdig van hem lopen op het stenen pad op de dam. Wel hangt hij naar Brunetto Latini gebogen bij het lopen. Het lijkt waarempel dat hij overvloeit van ontzag, zegt de ik-verteller hier bijna terloops. Hier speelt Dante natuurlijk een spelletje. Je oude leermeester ontmoeten in het hiernamaals moet een geweldige ervaring zijn, waarschijnlijk is het toch ontzag die hij hier heeft.

In het verhaal aan Brunetto Latini verraadt Dante meteen dat het zaterdag. Dante vertelt zijn leermeester Brunetto Latini namelijk dat hij sinds gisterochtend de aarde verlaten heeft en deze reis door de hel maakt. De gebeurtenis in het donkere woud vond immers op Goede vrijdag plaats.

Ook Brunetto Latini voorspelt de verbanning van Dante. Hij voegt er de troostrijke boodschap aan vast dat zoete vijgen niet samen kunnen groeien met wrange bessen. Hij waarschuwt zijn leerling zelfs. Dante moet zich niet inlaten met hun levenswijze van hebzucht, trots en afgunst. Dante antwoordt zijn leermeester dat hij niet meer hoeft te weten van de toekomst:

Ik wil alleen aan u dit laten kennen, dat, indien
mij mijn geweten niets verwijt, ik helemaal bereid
ben tot wat de fortuin mij medebrengen kan.

Die voorzegging klinkt zo nieuw niet in mijn oren;
laat de fortuin haar wiel dus wenden waar zij wil,
zoals de landman zijn houweel. (vs 91-96, vert. Haghebaert)

De verdere toekomst hoeft hij dus niet te weten. Dat hoort hij wel van Beatrice in de hemel. Dante is wel heel nieuwsgierig naar de mannen die hier gestraft worden. Hij wil namen horen. Er bevinden zich geen vrouwen, zo lijkt het. De verteller rept er met geen woord over.

Brunetto Latini laat niet veel los. Hij noemt maar 3 namen, waaronder die van een eerdere bisschop van Florence, Andrea dei Mozzi. Het moet een ultieme vorm van wraak van de verteller zijn om deze man hier te noemen.

Alsof er hier geen andere bekenden zitten… Maar Dante gaat hier misschien iets verder door hier juist de kerk te noemen? De kerk die zo fel tegen homoseksuelen fulmineert. Dante als criticaster. Of lees ik de tekst nu met een hedendaagse roze bril?

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 15

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van P.B. Haghebaert, herzien door Rob Antonissen uit 1947 [1e druk 1901]. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 4 mei 2016

Geologie van godslasteraars: Divina Commedia: Hel: Canto 14

image

De landschappen die Dante en Vergilius in het hiernamaals aantreffen zijn zeker de moeite waard om dieper op in te gaan. In het eerder aangehaalde boek Waarom de hel naar zwavel stinkt gaat geoloog Salomon Kroonenberg vooral in op de ondergrondse landschappen die hij in Dantes Hel vindt.

De stad Dis typeert hij hierin als een ondergrondse stad van grotwoningen. In de 3e en laatste ring van de 7e hellekring lopen Dante en Vergilius door een gloeiend hete zandvlakte. De verteller schrijft dat het bos van smarten in een krans om de vlakte heen ligt.

Een eeuwige vlammenregen valt hier naar beneden, schrijft Dante. Hier ontstaan de steensoorten, schrijft de geoloog Salomon Kroonenberg. Dante en zijn tijdgenoten vergelijken het met de smid van Jupiter die hier zijn slag slaat. De overeenkomst met het vulkanisme, is snel gemaakt.

Of dit klopt, is de vraag. Het is wel bijzonder hoe de verteller verschijnselen als vulkanisme in zijn verhaal betrekt. Hier wordt Vulcanus aangehaald. Dante roept zijn begeleider om antwoord wie de reus is die op grond ligt en doet alsof de vuurregen hem niets doet. Nog voor Vergilius kan antwoorden, geeft de reus, de Griekse vorst Capaneus het antwoord. Hij refereert naar zijn eigen geschiedenis:

Hijzelf, die had gehoord hoe ik bij mijn leidsman
naar hem geinformeerd had, schreeuwde luid:
´Zoals ik levend was, ben ´k ook als dode.

Of Jupiter zijn smid nu afbeult, die
hij woest de scherpe schicht uit de handen griste
waarmee hij op mijn laatste dag mij trof,

of anderen in de zwarte Etna-smidse
om beurten afbeult, almaar roepend: ¨Help,
Vulcanus, help!¨ zoals hij in de veldslag

bij Phlegra deed, en of, uit alle macht,
hij mij ook met zijn pijlen zal doorzeven:
plezier zal hij niet hebben van die wraak!´ (vs 49-60, Rob Brouwer)

Vergilius snelt in zijn antwoord en legt Dante uit dat Capaneus 1 van de 7 Griekse vorsten is die Thebe aanviel. De vorst tartte God en dat hij nog steeds, concludeert de klassieke dichter.

Ze zijn hier in het deel waar de woekeraars verblijven. Hier komen ook de delfstoffen uit de aarde. Dante ziet een bloedrood stroompje. Het riviertje dooft alle vlammen boven zich uit. Een bijzondere gewaarwording om hier tussen delfstoffen en godslasteraars te lopen. Langs het kanaal is het veilig lopen omdat de vlammen hier worden uitgedoofd.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 14

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2005. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 27 april 2016

Harpijen en kreupelbos: Divina Commedia: Hel: Canto 13

image

De 7e hellekring is opgedeeld in 3 cirkels. Als Dante en Vergilius in de 2e cirkel komen, lopen ze door een kreupelbos. Dante vergelijkt het met de bossen tussen Cecina en Corneto, waar de wilde dieren zich tussen de lage struiken en bomen ophoudt.

Dit kreupelbos is nog veel minder doordringbaar, vervolgt de verteller. Hij zegt erbij dat hier de harpijen zich schuilhouden. Harpijen zijn grote roofvogels met een mensenhoofd en een grote buik vol veren.

Overal om zich heen hoort Dante gejammer en geweeklaag, maar hij ziet nergens een mens. Vergilius weet ook niet waar het aanhoudende gekerm vandaan komt. Misschien moeten we een takje afbreken en houdt het daarmee op, suggereert hij.

Als Dante dat uiteindelijk doet, dan schreeuwt een stem waarom hij iets van hem afbreekt:

En als hem ´t bloed besproeide in zwarten stroom,
Daar gilde hij opnieuw: ¨Wie durft mij knakken?
¨Kent gij dan gansch geen deerenis of schroom?

¨Wij menschen eens, zijn tronken nu! Ons, zwakken,
¨Moest gij beroeren met wat zachter hand,
¨Al huisden slangenzielen in deez´ takken.¨ (vs 34-39, Ten Kate)

De woorden komen tegelijk met de druppels bloed uit het afgebroken twijgje. De zondaars in deze 2e cirkel van de 7e hellekring zijn veranderd in kreupelhout. Dante grijpt zijn kans om met deze mensen in gesprek te komen.

De vergelijking die deze gekwelde ziel maakt is heel mooi. Hij vertelt hoe zijn ziel na zijn dood in het bos gegooid is, waarna het ontkiemde als een zaadje en tot een struik uitgroeide. De harpijen voeden zich met de bladeren van de struiken en doen ze daarmee pijn.

Zijn droevige verhaal wordt onderbroken door 2 naakte gestalten die het kreupelbos inrennen. Ze worden achtervolgd door honden, die hen even bloeddorstig verscheuren. Dante en Vergilius houden zich schuil en horen helemaal aan het einde van deze Canto wie de boom is waarvan Dante een takje afbrak: ik ben de man die zich in zijn eigen huis verhing.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 13

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Ten Kate uit 1876.
Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 20 april 2016

Centauren en kokend bloed: Divina Commedia: Hel: Canto 12

image

De 2 dichters komen in de 7e hellekring. Ze moeten hiervoor wel van een steile rots afdalen. Hier vertoeven ook de monsters. De verteller spreekt over een monster, geboren uit een nagemaakte koe.

Hier parafraseert Dante het verhaal uit de klassieke mythologie. De tegennatuurlijke liefde van Pasiphae voor een stier. Hieruit komt het monster Minotaurus voort. Dante en Vergilius komen het hier op de rots tegen. Het dier bijt in zichzelf en Vergilius bestrijdt het monster met zijn woorden. Het krimpt ineen en kronkelt daar in de rots.

De dichter kan enkel nog verzuchten:

O blinde hebzucht, dwaze woede die ons
in ´t korte leven voortdrijft en ons dan
voor eeuwig in die diepte onderdompelt! (vs 49-51; Rob Brouwer)

Ze dalen verder naar beneden, komen bij een bloedrivier. Hier lopen opnieuw mythologische wezens, het zijn centauren. Wezens, half mens, half paard. Dante maakt er regelmatig een half fantasy-verhaal van en vermengt zonder gene allerlei verhalen van de klassieken en de bijbel.

De centaur Chiron ziet dat Dante niet een dode ziel is, maar een levende is die de onderwereld betreedt. Vergilius houdt een mooi pleidooi voor zijn levende vriend en vraagt of de centauren hem willen begeleiden door dit deel van de hel. Nessus krijgt deze opdracht van Chiron. Hij voert de dichters langs de oever van de rivier.

Hier komen ze alle zondaars tegen die zich aan hun naaste hebben gegrepen. Dante ziet Alexander en Dionysius, wrede tirannen die we niet met zekerheid op een historische figuur kunnen duiden. Er volgen nog meer namen. De schimmen zitten tot hun hoofd in het kokende bloed van de rivier.

Verderop is het rivierpeil lager en zitten de gestraften slechts tot hun voet in het vocht. Hier kunnen Dante en Vergilius door de rivierbedding lopen naar de tweede hellekring. Nessus laat hen in de steek nadat hij hun verteld heeft dat de rivier aan de andere kant weer diep is en de tirannen daar weer tot hun hoofd in het kokende bloed staan.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 12

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2005.
Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 13 april 2016

De geweldplegers: Divina Commedia: Hel: Canto 11

image

Ze staan op het uiterste randje van de hoge rotswand die de 6e hellekring scheidt van de 7e. Hier op deze rand krijgt Dante uitleg van Vergilius over de 7e hellekring.

Deze kring is opgedeeld in 3 typen geweldpleger, naar de 3 soorten geweld die mensen kunnen plegen. De klassieke dichter legt het nog eens goed uit: de mens kan geweld plegen tegen God, tegen zichzelf en tegen zijn naaste.

Elke geweldspleging heeft zijn eigen cirkel. De uiteenzetting die Vergilius hier geeft, is gebasseerd op het Romeins recht. Met hedendaagse ogen bevat het zondigen tegen God soms ook elementen uit de 2 andere cirkels.

Mooi is wat Vergilius vertelt over het bedrog dat door de mens wordt gepleegd tegen een ander mens. Het vertrouwen dat de medemens in je heeft, wordt hier geschonden. Hetzelfde geldt voor de liefde. Voor Vergilius zijn dit zware vergrijpen.

Daar op die rotswand ontstaat een filosofisch betoog als Dante doorvraagt. Vergilius verwijt Dante dat hij met zijn gedachten van de rechte weg afdwaalt. Hij onderwijst zijn leerling nu zoals Dante het ziet: de klassieke schrijver geeft onderricht.

Hier komen wijsheden voorbij die Dante door zorgvuldige studie van de oude wijzen zich heeft toegeëigend. Dat levert een aardig staaltje Middeleeuwse geleerdheid op. Tot en met de verwijzing aan het einde van dit Canto.

Wie weet nu nog op welke dag en tijdstip Dante de 7e hellekring betreedt? Vergilius verraadt het in zijn afsluiting:

Maar volg mij als nu, daar het gaan mij gevalt; want de Visschen schieten op aan den horizont, en de Wagen ligt gansch boven het Noord-Oosten; en de helling daalt nog ver ginds-henen. (Boeken, 112-115)

Het lijkt er hier sterk op dat de eerste dag erop zit van de reis door het hiernamaals. De 2 sterrenbeelden Vissen en Ram die elkaar afwisselen, duiden op 2 uur voor zonsopkomst. De nieuwe ochtend nadert.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 11

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van H.J. Boeken [Wereldbibliotheek, 1907], vijfde oplaag uit 1922.
Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 6 april 2016

Stadsgenoten: Divina Commedia: Hel: Canto 10

image

Dante en Vergilius lopen door de stad die ze pas binnen konden treden nadat de engel de poort opende. Dante ziet de vele geopende graven en zijn nieuwsgierigheid wint het van de eerdere angst. Vergilius vertelt dat hier de mensen liggen die niet geloofden dat er na de dood een leven zou zijn. Het zijn de aanhangers van de leer van Epicurus.

Maar Dante hoeft helemaal niet zelf in actie te komen. Terwijl hij in gesprek is met Vergilius, spreekt een stem uit een tombe. Het is een stadsgenoot, Farinata degli Uberti, uit het geslacht van Dantes tegenstanders, de Ghibellijnen.

Dan gebeurt er iets in het graf ernaast. Een schim rijst omhoog. Het is de vader van een vriend. Hij vraagt hoe het met zijn zoon is en waarom die niet met Dante mee is.

Het lijkt hier wel alsof de verteller zijn vriend een waarschuwing geeft. Als je je hier laat ingaan met die ketterse leer van Epicurus, dan treft je eenzelfde lot als je overleden vader. De man verdwijnt spoorslags in het graf en Dante ziet nog altijd de zelfverzekerde schim van zijn vijand uit het andere graf steken.

Hier krijgt Dante dan ook de voorspelling over zijn lot. De verteller speelt wel een spelletje met de tijd. Speelt het verhaal zich in de periode tussen Goede Vrijdag en een week na Pasen in 1300, Dante schrijft de Goddelijke komedie pas veel later. Zodoende kan hij zonder problemen een toekomstvoorspelling laten doen die klopt.

Dante is van slag als hij hoort dat hij verbannen zal worden uit zijn geboortestad. Hij zal er nooit meer naar terugkeren. Hier lees je de emotie die hem treft bij het horen van de ballingschap. Hij laat zijn vijand Uberti achter en loopt onthutst achter Vergilius aan.

‘Prent in uw geest, wat gij hier hebt vernomen
vam ’t kwaad, dat u bedreigt,’ beval de wijze
‘En geef nu acht (en hoog hief hij de vinger):
Wanneer ge eens staan zult in de stralen-schittring
van haar, wier heerlijke ogen alles schouwen,
zult ge ook van haar uw levensgang vernemen.’ (Canto X, 127-132, Christinus Kops)

Hij krijgt troost van de klassieke dichter, zijn voorbeeld. Zeker ook omdat deze Dante belooft dat hij verderop nog meer over zijn verdere levensloop zal horen. Er zullen nog meer profetieën volgen op Dantes reis door het hiernamaals.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 10

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Christinus Kops, vijfde druk uit 1985.
Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...