woensdag 29 november 2017

Aards paradijs: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 28a

Vergilius heeft Dante bij het aards paradijs gebracht. Het gras is groen, de vogels fluiten en de bomen reiken hoog. Dante staat aan de rand van een heus woud. Het donkere woud waar Dante aan het begin van de Goddelijke komedie in verdwaalde, is vervangen door dit paradijs.

Het is er heerlijk. Een zoel windje waait er, de bladeren trillen onder het zachte briesje. De vogels zingen hem toe vanuit de hoge bomen. En de ochtendzon schijnt hoopvol langs de bomen naar binnen. Geen enkele manier doet dit denken aan het donkere bos waarmee Dante zijn meesterwerk ooit is begonnen.

Hij verdwaalt hier ook niet. Al weet hij niet meer welke weg hij is gegaan, hij bereikt spoedig een waterstroompje. Het is een waanzinnig helder beekje dat daar stroomt, merkt de verteller op. Zelfs de meest heldere beek op aarde is troebel vergeleken met dit water. Dat de beek stroomt door een dichtbegroeid bos en het licht er eigenlijk moeilijk bij kan, lijkt in dit geval geen invloed op de helderheid te hebben.

Terwijl zijn ogen over het water dwalen, ziet de verteller daar opeens een verschijning staan aan de overkant van het water. Alle gedachten die Dante heeft vervliegen bij het zien van deze vrouw:

Een vrouw, die eenzaam ging zingend en al
bloem uit bloemen lezend,
waarmee haar gehele weg gekleurd stond.
“O schone vrouw, die u verwarmt aan het
gestraal der liefde, indien ik het gelaat geloven
moet, dat doorgaans uitspreekt wat er in het hart is,”
“Moge het u believen,” zei ik haar,
“wat nader nog bij deze beek te komen,
dat ik kan verstaan wat gij aan het zingen zijt.” (vs 40 – 48, vert. Haghebaert)

De verteller legt de link met de schoonheid van de vrouw en haar innerlijk. Hier in dit deel op de Louteringsberg geldt zeker dat de schoonheid van binnen (het hart) ook van buiten te zien is. Ze is zelf al zingend druk bezig met het plukken van bloemetjes aan de waterkant. Een en al vredig tafereel.

Ze lijkt Dante niet op te merken, terwijl ze zingt en bloemetjes plukt. Volgens de verteller draait ze wel zijn kant op. Hoopvol zoekt hij contact met haar. Zij kijkt alleen verlegen naar de grond zonder oogcontact te leggen.

Gedichten rond Canto 283

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Haghebaert uit 1947 bewerkt door Rob Antonissen. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 22 november 2017

Vernuft en kunst: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 27b

De reis vanaf de 7e omgang naar de top van de berg, dwars door de vuurzee vanaf de rand van de omgang is zwaar. Dante en zijn begeleiders weten zich door het vuur te slaan. Al is het zwaar. Dante houdt zich overeind door het vooruitzicht dat hij straks Beatrice zal zien.

De rest van de tocht omhoog zet het 3-tal rustig omhoog. In het vertrouwen dat ze hebben zoals de herder die naar zijn grazende kudde geiten kijkt. Ze waren de hele dag wild, maar als ze uitgesprongen zijn en de nacht valt, zorgt de herder toch maar dat geen wild dier ze aanvalt.

De reis die Dante maakt, vergelijkt hij met de terugreis die pelgrims maken. Je hoort vaak over de reis die pelgrims maken naar hun bestemming, maar niet zo vaak over de terugreis. Hier haalt Dante juist de terugreis van de pelgrim aan in zijn vergelijkingop het moment dat de zon weer opkomt voor de volgende dag:

Reeds had de glans die kond doet van het daglicht
– en ’n pelgrim dan het dankbaarst stemt wanneer
hij bij ’t ontwaken zich al bijna thuis weet –

de duisternis alom verjaagd en mét
het duister ook mijn slaap, toen ik dus opstond
en zag: de grote meesters zíjn al op! (vs 109 – 114; vert. Brouwer)

Het is weer licht geworden en de volgende etappe van deze reis kan worden hervat. Ze zijn op een grens aangekomen, vertelt Vergilius. Hier wordt het verstand en vernuft ingehaald door de goddelijke wijsheid, in de persoon van Beatrice.

Ik bracht je met vernuft en kunst tot hier;
neem nu je eigen wens tot gids: de steile
maar ook smalle weg is nu doorstaan.

Zie daar de zon, zijn licht bestaalt je voorhoofd,
de bloemen en de struiken en het gras:
de aarde brengt ze uit zichzelve voort hier. (vs 130 – 135; vert. Brouwer)

Vanaf hier moet Dante zich overleveren aan de goddelijke wijsheid en alles wat hij vanaf hier zal leren.

Gedichten rond Canto 27

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 15 november 2017

Vlammenzee: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 27a

Om de 7e omgang van de Louteringsberg te kunnen verlaten moeten Dante en zijn 2 begeleiders Vergilius en Statius door een vuurzee. Op de rand van de berg schieten de vlammen omhoog waarachter gezang klinkt.

De engel die er staat, roept op om door het vuur te gaan om gelouterd te worden. Dante slaat de angst om de keel. Hij heeft het gevoel hier levend begraven te worden en wil geen stap in het vuur zetten. Dit is niet wat hij wil. Zo vlak voor het einde, laat hij zich tegenhouden door deze felle brand.

Ook nu helpt de dichter Vergilius hem er doorheen. Hij draait zich om naar zijn leerling en spreekt hem moed in. Hebben ze immers niet voor hetere vuren gestaan. Vergilius heeft zijn vriend in veiligheid gebracht door hem mee te nemen op de rug van Geryon. Dat was in de hel en ook dat is goedgekomen, terwijl ze hier zoveel dichter bij God zijn dan daar.

Hij belooft Dante dat geen haar op zijn hoofd gekrenkt zal worden. Hij zal het overleven. De Latijnse dichter probeert Dante nog meer te overtuigen. Toe, laat de zoom van je kleren in het vuur zakken en merk dat er niks gebeurt. Toch blijft Dante doodsbenauwd. Hij blijft eigenwijs en koppig staan aan de rand van deze vuurzee.

UIteindelijk weet de belofte van het zien van Beatrice, straks iets verderop, hem te overtuigen dat hij de stap moet wagen. Zo stapt Dante in de vuurzee, achter zijn leidsman Vergilius aan. De stoet sluit Statius af door hen te volgen door het vuur.

Voortdurend wordt Dante moet ingepraat:

Er eenmaal ín, had ik mij ter verkoeling
in kokend glas geworpen zelfs, zo heet,
zo maeloos was ’t branden in het vuur daar.

Mijn lieve vader gaf mij moed doordat
in ’t gaan hij almaar sprak van Beatrice
en zei: ‘Ik meen haar ogen reeds te zien!’

Een stem die zong aan de andere zijde, wees ons
de weg, en wij, daar aldoor op gericht,
verlieten daar het vuur daar de helling aanving. (vs 49 – 57; vert. Brouwer)

Het is niet makkelijk daarbinnen in het vuur. De verteller wordt er niet verslonden, maar bedient zich van zware taal om te vertellen hoe moeilijk het in het vuur is. Hij wordt omringd door de belofte dat hij straks Beatrice zal zien. Het vurige verlangen helpt hem erdoor heen. Ondanks de grote hitte die hij voelt.

Pas als hij trap aankomt die naar het begin van de berg leidt, wordt het minder zwaar. De stem die uit het binnenste van het licht opklimt en ze oproept snel verder omhoog te gaan.

Gedichten rond Canto 27

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 8 november 2017

Dichten in moedertaal: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 26b

De zielen zijn verbaasd om te horen waarom Dante hier rondloopt. Ze kijken net zo stomverbaasd als een bergbewoner die voor het eerst in de stad is, zegt de verteller. Dan krijgt Dante uitleg wie in dit gedeelte van de Louteringsberg zitten. Hier zijn de homofielen, blijkt uit de verhulde beschrijvingen die de zegslieden aan de schrijver geven. De verhalen van Caesar en Sodomisten worden hier aangehaald.

De zegsman stelt zich voor aan Dante. Het is de dichter Guido Guinizelli. Hij zit hier omdat hij al bij leven berouw had van zijn daden. Er blijken meer geliefde dichters te zijn. En Dante worstelt er even mee om niet iedereen hartelijk te begroeten, zo blij is hij om zijn lievelingsdichters hier te treffen.

Tegelijk maakt de verteller Dante gebruik van de gelegenheid om iets meer te vertellen over de dichtkunst. Het grote voorbeeld dat Guido Guinizelli is de dichter Arnaut Daniel. Hij heeft het over het dichten in de moedertaal. Laat iedereen maar kletsen, maar voor mij is hij de dichter.

Nadat Guido Guinizelli gevraagd heeft aan Dante of hij hem wil gedenken en voor hem wil bidden zodat hij hier uit zal komen, verdwijnt de schim ineens. Dan staat Dante oog in oog met zijn held: Arnaut Daniel.

Ik ben Arnoult, die weent en zingt bij ’t tijgen
En ’t oog naar vroeg’re dwaasheid heen wil lenken,
Maar blijde om ’t heil, dat ‘k hoop nog te verkrijgen.

Nu bid ik U bij diè macht, die ’t kon schenken
U naar den top van dezen trap te leiden:
Wil aan ’t verzachten van mijn lijden denken”.-

Toen zag ‘k tot lout’ring hem in ’t vuur verglijden. (vs 142 – 148; vert. Rensburg)

Ook Arnaut smeekt de dichter Dante om voor hem te bidden. Zo alleen kan hij ontsnappen aan deze kring in de Louteringsberg. Binnen het besef dat zijn grote voorbeelden allemaal zondig zijn, krijgen ze allemaal een mooie plek in dit deel van de Louteringsberg.

Gedichten rond Canto 26

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van J.K. Rensburg uit 1908. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 1 november 2017

Kraanvogels: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 26a

Dante en zijn 2 begeleiders bevinden zich in de omgang met de wellustigen. Ook hier valt Dante op met zijn echte lichaam in plaats van alle schijnlichamen waar de zon doorheen schijnt. Dante neemt als enige een schaduw met zich mee.

De vergelijkingen die de verteller in dit deel van de reis maakt, zijn overweldigend. De schimmen vertellen dat ze dorst hebben, meer dan mensen in Indië en Ethiopië. Hij komt 2 groepen wellustigen tegen, die tegen de natuur én degene die hun natuurlijke neigingen niet kunnen bedwingen. De groepen begroeten elkaar als mieren die elkaar met de kop beroeren als ze elkaar tegenkomen.

De voorbeelden van de 2 groepen, laten het contrast zien. De zondaars van Sodom en Gomorra tegenover de wellustige Pasiphaë die in de koe kroop om haar wellust te bevredigen bij de stier.

De vergelijking met de kraanvogels is poëzie op het hoogste niveau:

Als kranen, die deels naar ’t gebergte schoten
Der Rife’ en deels waar de woestijnen blaken,
Hetzij door vorst of hitte afstooten,

Zag ‘k deezen gaan, die naderbij geraken
En weenend weer de eerste zange’ in koren
Aanvange’ en, naar zij ’t kunnen, kreten slaken. (vs 43 – 48; vert. Rensburg)

Zoals de kraanvogels zijn deze zielen ook in tweestrijd. Ze vechten tegen de kou en tegen de hitte, maar moeten een keuze maken. De kraanvogels vliegen naar het Noorden en naar het Zuiden, zo splitsen de zielen zich in dit deel van de Louteringsberg. Het zijn die vergelijkingen die Dante zo mooi opvoert en heel soms zelfs doorzet.

Als de zielen uitgezongen en uitgehuild zijn, vragen ze hem wie hij is. Dante is de afgezand van alle levende zielen. Zijn ervaringen in de hel en nu op de louteringsberg zijn hier persoonlijk van aard:

Ik stijg langs deze weg omhoog om mijn blindheid kwijt te raken en het licht der waarheid te zien (vs – ; vert. Van Dooren)

Gedichten rond Canto 26

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rensburg uit 1908 en Frans van Dooren uit 1987. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...