woensdag 27 december 2017

Bloemenzee: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 30a

De reis van Dante over de Louteringsberg krijgt in dit vers een bijzondere wending. Hij is in het aardse paradijs beland en wordt tegemoet gelopen door een grote stoet. De processie met een wagen, getrokken door een griffioen stopt tegenover hem aan de andere kant van het water.

De dienaren die de wagen vergezelden, beginnen nu te zingen, waarna een groot gezang losbreekt. Het is een overweldigende ervaring, maar vormt nog maar het begin van wat dadelijk komen gaat.

De vergelijking die Dante hier maakt is werkelijk prachtig. De kleurenpracht die hij hier nu ziet, doet hem denken aan een zonsopkomst zoals hij die kent aan de oostelijke stranden. Nu doemt in een wolk van bloemen een openbaring op voor Dante.

Vaak zag ik boven oostelijke stranden
De roze gloed waarmee die dag begon,
Die met zijn licht de duisternis verbande,

En het gelaat der pas herboren zon,
Nog in haar nevelen verhuld gebleven,
Zodat mijn oog haar licht verdragen kon.

Zo zag ik, door de bloemenzee omgeven
Die, door de engelen in overdaad
Omhooggeworpen, weer omlaag kwam zweven,

Een vrouw met een wit floers voor haar gelaat,
Een krans olijvenlover rond haar haren,
Een groene mantel en een rood gewaad. (vs 22 – 33; vert. Cialona en Verstegen)

Hij voelt hier de kracht van een oude liefde. Het is de liefde voor Beatrice die deze aanblik bij de ik-verteller oproept. Hier komt het verhaal naar voren van de eerste ontmoeting van Dante met Beatrice. Hij zag haar voor het eerst op 9-jarige leeftijd in de kerk.

Helemaal onder de indruk van wat hij hier ziet, wendt hij zich tot zijn medereiziger Vergilius. De Latijnse dichter die hem al sinds het begin van de Goddelijk komedie op zijn reis door het hiernamaals begeleid. Dan ziet Dante tot zijn grote schrik dat Vergilius er tussenuit gepiept is.

Het zien van al dit moois, kan niet voorkomen dat Dante moet huilen om het vertrek van zijn reisgenoot. Hij vindt het jammer dat hij Vergilius geen gedag heeft kunnen zeggen en hij voelt de tranen over zijn wangen stromen. De wangen die Vergilius aan het begin van de Louteringsberg had gewassen met dauw.

Dan klinkt een stem op. Hij hoeft niet te huilen. Dante draait zich om en ziet nog niet heel scherp wie de vrouw is die aan de overkant staat. Heeft hij het zojuist goed gezien en is de stem die hij hoort inderdaad haar stem?

Gedichten rond Canto 30

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Ike Cialona en Peter Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 20 december 2017

Griffioen: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 29b

De vrouw Matelda maakt Dante attent op dat er zoveel meer te zien is dan de 7 brandende kandelaren waar hij naar staat te turen aan de waterkant.

De vrouw berispte mij: “Waarom brandt gij zoo hevig
In uw geboeidheid door de levende lichten,
En ziet ge niet naar dat, wat achter ze aankomt?” (vs 61 – 63; vert. Bremer)

Hij kijkt nog eens goed en ziet een groep mensen achter de toorsen aanlopen. Als hij naar zijn eigen spiegeling in deze rivier, de Lethe, van de vergetelheid gekeken heeft, stopt Dante. Aandachtig bekijkt hij de processie.

Het tafereel dat de verteller hier beschrijft, is geìnspireerd op de profeet Ezechièl en de beelden die hij in zijn profetie beschrijft. De verteller verwijst daarbij ook op een andere bron: de Openbaringen van Johannes. Hij bedient zich in elk geval van dezelfde beeldtaal als in deze moeilijk te doorgronden bijbelboeken.

De triomfwagen die Dante voorbij ziet komen, wordt getrokken door een griffioen. Een leeuw met de kop en vleugels van een adelaar. Het mythisch wezen verbeeldt Jezus. De goddelijke en menselijke natuur zijn in hem verenigd.

De stoet gaat verder en Dante ziet naast de wagen die mooier is dan een zonnewagen, prachtige vrouwen meelopen. Het zijn er samen 7, in de mooiste kleuren rood, smaragd, zuiver wit en purper.

De wagen komt ter hoogte van waar Dante aan de andere kant van het water staat.

En toen de wagen tegenover mij was,
Werd een donderslag gehoord; en dien waardigen lieden
Scheen het verdergaan verboden te zijn,

Daar ze hier stil stonden, met de eerste vaandels. (vs 151 – 154; vert. Bremer)

Een donderslag en de stoet staat stil. Ze verroert zich niet meer. Hier gaat iets gebeuren.

Gedichten rond Canto 29

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederica Bremer uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 13 december 2017

Vlammende kandelaren: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 29a

Met Matelda aan de andere kant van de oever loopt de verteller Dante mee met de loop van de rivier. Ze zingt hem toe met woorden uit psalm 32, een verwijzing naar de rivier de Lethe waar Dante nu langs de oever loopt.

Hij moet kleine stappen zetten om haar bij te kunnen houden en dan zegt Matelda dat hij moet opletten. Er begint een soort hemelse voorstelling voor Dante dat opent met een fel licht. Het lijkt op de bliksem, maar het verdwijnt niet, schrijft de verteller.

De verwijzing die Dante hier doet naar Eva, klinkt als een verwijt. Als Eva niet naar de kennis van de boom had verlangd en van de vrucht had gegeten, dan zou ik dit tafereel langer hebben kunnen zien. Nu moet hij weer verder.

Het zoete geluid dat Dante hoorde bij het aantreden van het licht, blijken gezangen te zijn. Hij hoort het geluid steeds duidelijker. Ze lopen verder en dan doemen er 7 bomen van goud op in de verte. Als de verteller nog eens kijkt ziet hij dat het geen bomen zijn, maar kandelaren die hem naderen:

Maar, toen ik zoo dicht bij ze was gekomen,
Dat de overeenkomst in vorm, die het zintuig bedriegt,
Niets meer door afstand van zijn waren vorm verloor,

Onderscheidde de kracht, die onze rede voedsel aanbrengt,
Ze als kandelaren, gelijk ze waren,
En, in de stemmen van het zingen: “Hosannah.”

Van boven vlamde dit prachtig gerei
Veel helderder dan de maan bij helderen hemel
Te middernacht in het midden van haar maand. (vs 46 – 54; vert. Bremer)

De stemmen zingen Hosanna en Dante kijkt gebiologeerd naar het tafereel. Als hij omkijkt, ziet hij dat zijn begeleider Vergilius net zo verwonderd kijkt naar het licht en de vlammen die uit de kandelaren komen. Langzaam komen de vlammende lichttoorsen in hun richting.

Gedichten rond Canto 29

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 6 december 2017

Goed en slecht geheugen: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 28b

Terwijl Dante daar aan het beekje midden in het bos staat, komt de vrouw aan de overkant wel steeds dichter in zijn buurt. Hij raakt bevangen van haar schoonheid en geniet van de zoete klank van het lied dat zij zingt. Dan slaat zij haar ogen op naar hem.

Haar liefde raakt de verteller. Hij staat op niet meer dan 3 passen van haar af, maar de beek verleent hem geen doorgang. Hij kan niet tot deze mooie vrouw komen.

Ze spreekt hem meteen aan. Ook zij herkent hem als vreemdeling. Jij bent nieuw hier. Ze geeft hem de tip om met hulp van psalm 92 de doorgang te krijgen. Deze psalm kan je licht geven. Zij staat hier om Dante antwoord te geven op al zijn vragen.

Zoals het vaker gebeurt in Dantes Goddelijke komedie krijgen de verteller en de lezer de uitleg over wat zij nu eigenlijk zien. De verbazing over alle schoonheid, het groen, het water en de wind, maakt nu plaats voor de verdieping in wat hij nu eigenlijk ziet.

Dat is opnieuw overweldigend. Ze vertelt hem dat hij hier in het aardse paradijs waar de mens ooit is uit verjaagd, is terechtgekomen. De moeilijkheid is echter dat Statius iets eerder verteld heeft dat hier geen atmosfeer is. Hoe is het dan mogelijk dat hier water stroomt?

De bron die hier stroomt, krijgt evenveel water als ze afgeeft, vertelt de vrouw aan Dante. Alleen heeft deze beek nog andere vermogens, verklapt deze edele vrouw:

“Aan deze zijde daalt het met de kracht die het geheugen
wegneemt van de zonde, en aan de andere zijde, geeft het
het geheugen weer van al het goed dat men gedaan heeft.”
“Het heet aan deze zijde Lethe, en aan de andere
Eunoè: maar het heeft slechts kracht,
indien het aan beide zijden wordt gedronken.”
“De smaak ervan gaat elke smaak te boven. –
Mocht uw dorst nu al genoeg gelaafd zijn,
zonder dat ik u iets meer ontdekke,” (vs 127 – 135, vert. Haghebaert)

Een ideale situatie schetst deze jonkvrouw hier aan de rand van de beek. Als je je dorst lest aan beide zijden van deze waterstroom, dan zullen alle slechte daden vergeten zijn en goede dingen juist weer worden herinnerd.

Ze verklapt aan het einde dat dit lustoord ook wel door de klassieke dichters bezongen is. Het is op deze plek ook geweldig, vertelt de knappe vrouw. Hier is het altijd lente en groeien de vruchten voortdurend door. Geen ellende, alleen maar schoonheid.

Dante draait zich om en ziet zijn 2 metgezellen meegenieten.

Gedichten rond Canto 23

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 29 november 2017

Aards paradijs: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 28a

Vergilius heeft Dante bij het aards paradijs gebracht. Het gras is groen, de vogels fluiten en de bomen reiken hoog. Dante staat aan de rand van een heus woud. Het donkere woud waar Dante aan het begin van de Goddelijke komedie in verdwaalde, is vervangen door dit paradijs.

Het is er heerlijk. Een zoel windje waait er, de bladeren trillen onder het zachte briesje. De vogels zingen hem toe vanuit de hoge bomen. En de ochtendzon schijnt hoopvol langs de bomen naar binnen. Geen enkele manier doet dit denken aan het donkere bos waarmee Dante zijn meesterwerk ooit is begonnen.

Hij verdwaalt hier ook niet. Al weet hij niet meer welke weg hij is gegaan, hij bereikt spoedig een waterstroompje. Het is een waanzinnig helder beekje dat daar stroomt, merkt de verteller op. Zelfs de meest heldere beek op aarde is troebel vergeleken met dit water. Dat de beek stroomt door een dichtbegroeid bos en het licht er eigenlijk moeilijk bij kan, lijkt in dit geval geen invloed op de helderheid te hebben.

Terwijl zijn ogen over het water dwalen, ziet de verteller daar opeens een verschijning staan aan de overkant van het water. Alle gedachten die Dante heeft vervliegen bij het zien van deze vrouw:

Een vrouw, die eenzaam ging zingend en al
bloem uit bloemen lezend,
waarmee haar gehele weg gekleurd stond.
“O schone vrouw, die u verwarmt aan het
gestraal der liefde, indien ik het gelaat geloven
moet, dat doorgaans uitspreekt wat er in het hart is,”
“Moge het u believen,” zei ik haar,
“wat nader nog bij deze beek te komen,
dat ik kan verstaan wat gij aan het zingen zijt.” (vs 40 – 48, vert. Haghebaert)

De verteller legt de link met de schoonheid van de vrouw en haar innerlijk. Hier in dit deel op de Louteringsberg geldt zeker dat de schoonheid van binnen (het hart) ook van buiten te zien is. Ze is zelf al zingend druk bezig met het plukken van bloemetjes aan de waterkant. Een en al vredig tafereel.

Ze lijkt Dante niet op te merken, terwijl ze zingt en bloemetjes plukt. Volgens de verteller draait ze wel zijn kant op. Hoopvol zoekt hij contact met haar. Zij kijkt alleen verlegen naar de grond zonder oogcontact te leggen.

Gedichten rond Canto 283

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Haghebaert uit 1947 bewerkt door Rob Antonissen. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 22 november 2017

Vernuft en kunst: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 27b

De reis vanaf de 7e omgang naar de top van de berg, dwars door de vuurzee vanaf de rand van de omgang is zwaar. Dante en zijn begeleiders weten zich door het vuur te slaan. Al is het zwaar. Dante houdt zich overeind door het vooruitzicht dat hij straks Beatrice zal zien.

De rest van de tocht omhoog zet het 3-tal rustig omhoog. In het vertrouwen dat ze hebben zoals de herder die naar zijn grazende kudde geiten kijkt. Ze waren de hele dag wild, maar als ze uitgesprongen zijn en de nacht valt, zorgt de herder toch maar dat geen wild dier ze aanvalt.

De reis die Dante maakt, vergelijkt hij met de terugreis die pelgrims maken. Je hoort vaak over de reis die pelgrims maken naar hun bestemming, maar niet zo vaak over de terugreis. Hier haalt Dante juist de terugreis van de pelgrim aan in zijn vergelijkingop het moment dat de zon weer opkomt voor de volgende dag:

Reeds had de glans die kond doet van het daglicht
– en ’n pelgrim dan het dankbaarst stemt wanneer
hij bij ’t ontwaken zich al bijna thuis weet –

de duisternis alom verjaagd en mét
het duister ook mijn slaap, toen ik dus opstond
en zag: de grote meesters zíjn al op! (vs 109 – 114; vert. Brouwer)

Het is weer licht geworden en de volgende etappe van deze reis kan worden hervat. Ze zijn op een grens aangekomen, vertelt Vergilius. Hier wordt het verstand en vernuft ingehaald door de goddelijke wijsheid, in de persoon van Beatrice.

Ik bracht je met vernuft en kunst tot hier;
neem nu je eigen wens tot gids: de steile
maar ook smalle weg is nu doorstaan.

Zie daar de zon, zijn licht bestaalt je voorhoofd,
de bloemen en de struiken en het gras:
de aarde brengt ze uit zichzelve voort hier. (vs 130 – 135; vert. Brouwer)

Vanaf hier moet Dante zich overleveren aan de goddelijke wijsheid en alles wat hij vanaf hier zal leren.

Gedichten rond Canto 27

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 15 november 2017

Vlammenzee: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 27a

Om de 7e omgang van de Louteringsberg te kunnen verlaten moeten Dante en zijn 2 begeleiders Vergilius en Statius door een vuurzee. Op de rand van de berg schieten de vlammen omhoog waarachter gezang klinkt.

De engel die er staat, roept op om door het vuur te gaan om gelouterd te worden. Dante slaat de angst om de keel. Hij heeft het gevoel hier levend begraven te worden en wil geen stap in het vuur zetten. Dit is niet wat hij wil. Zo vlak voor het einde, laat hij zich tegenhouden door deze felle brand.

Ook nu helpt de dichter Vergilius hem er doorheen. Hij draait zich om naar zijn leerling en spreekt hem moed in. Hebben ze immers niet voor hetere vuren gestaan. Vergilius heeft zijn vriend in veiligheid gebracht door hem mee te nemen op de rug van Geryon. Dat was in de hel en ook dat is goedgekomen, terwijl ze hier zoveel dichter bij God zijn dan daar.

Hij belooft Dante dat geen haar op zijn hoofd gekrenkt zal worden. Hij zal het overleven. De Latijnse dichter probeert Dante nog meer te overtuigen. Toe, laat de zoom van je kleren in het vuur zakken en merk dat er niks gebeurt. Toch blijft Dante doodsbenauwd. Hij blijft eigenwijs en koppig staan aan de rand van deze vuurzee.

UIteindelijk weet de belofte van het zien van Beatrice, straks iets verderop, hem te overtuigen dat hij de stap moet wagen. Zo stapt Dante in de vuurzee, achter zijn leidsman Vergilius aan. De stoet sluit Statius af door hen te volgen door het vuur.

Voortdurend wordt Dante moet ingepraat:

Er eenmaal ín, had ik mij ter verkoeling
in kokend glas geworpen zelfs, zo heet,
zo maeloos was ’t branden in het vuur daar.

Mijn lieve vader gaf mij moed doordat
in ’t gaan hij almaar sprak van Beatrice
en zei: ‘Ik meen haar ogen reeds te zien!’

Een stem die zong aan de andere zijde, wees ons
de weg, en wij, daar aldoor op gericht,
verlieten daar het vuur daar de helling aanving. (vs 49 – 57; vert. Brouwer)

Het is niet makkelijk daarbinnen in het vuur. De verteller wordt er niet verslonden, maar bedient zich van zware taal om te vertellen hoe moeilijk het in het vuur is. Hij wordt omringd door de belofte dat hij straks Beatrice zal zien. Het vurige verlangen helpt hem erdoor heen. Ondanks de grote hitte die hij voelt.

Pas als hij trap aankomt die naar het begin van de berg leidt, wordt het minder zwaar. De stem die uit het binnenste van het licht opklimt en ze oproept snel verder omhoog te gaan.

Gedichten rond Canto 27

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 8 november 2017

Dichten in moedertaal: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 26b

De zielen zijn verbaasd om te horen waarom Dante hier rondloopt. Ze kijken net zo stomverbaasd als een bergbewoner die voor het eerst in de stad is, zegt de verteller. Dan krijgt Dante uitleg wie in dit gedeelte van de Louteringsberg zitten. Hier zijn de homofielen, blijkt uit de verhulde beschrijvingen die de zegslieden aan de schrijver geven. De verhalen van Caesar en Sodomisten worden hier aangehaald.

De zegsman stelt zich voor aan Dante. Het is de dichter Guido Guinizelli. Hij zit hier omdat hij al bij leven berouw had van zijn daden. Er blijken meer geliefde dichters te zijn. En Dante worstelt er even mee om niet iedereen hartelijk te begroeten, zo blij is hij om zijn lievelingsdichters hier te treffen.

Tegelijk maakt de verteller Dante gebruik van de gelegenheid om iets meer te vertellen over de dichtkunst. Het grote voorbeeld dat Guido Guinizelli is de dichter Arnaut Daniel. Hij heeft het over het dichten in de moedertaal. Laat iedereen maar kletsen, maar voor mij is hij de dichter.

Nadat Guido Guinizelli gevraagd heeft aan Dante of hij hem wil gedenken en voor hem wil bidden zodat hij hier uit zal komen, verdwijnt de schim ineens. Dan staat Dante oog in oog met zijn held: Arnaut Daniel.

Ik ben Arnoult, die weent en zingt bij ’t tijgen
En ’t oog naar vroeg’re dwaasheid heen wil lenken,
Maar blijde om ’t heil, dat ‘k hoop nog te verkrijgen.

Nu bid ik U bij diè macht, die ’t kon schenken
U naar den top van dezen trap te leiden:
Wil aan ’t verzachten van mijn lijden denken”.-

Toen zag ‘k tot lout’ring hem in ’t vuur verglijden. (vs 142 – 148; vert. Rensburg)

Ook Arnaut smeekt de dichter Dante om voor hem te bidden. Zo alleen kan hij ontsnappen aan deze kring in de Louteringsberg. Binnen het besef dat zijn grote voorbeelden allemaal zondig zijn, krijgen ze allemaal een mooie plek in dit deel van de Louteringsberg.

Gedichten rond Canto 26

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van J.K. Rensburg uit 1908. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 1 november 2017

Kraanvogels: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 26a

Dante en zijn 2 begeleiders bevinden zich in de omgang met de wellustigen. Ook hier valt Dante op met zijn echte lichaam in plaats van alle schijnlichamen waar de zon doorheen schijnt. Dante neemt als enige een schaduw met zich mee.

De vergelijkingen die de verteller in dit deel van de reis maakt, zijn overweldigend. De schimmen vertellen dat ze dorst hebben, meer dan mensen in Indië en Ethiopië. Hij komt 2 groepen wellustigen tegen, die tegen de natuur én degene die hun natuurlijke neigingen niet kunnen bedwingen. De groepen begroeten elkaar als mieren die elkaar met de kop beroeren als ze elkaar tegenkomen.

De voorbeelden van de 2 groepen, laten het contrast zien. De zondaars van Sodom en Gomorra tegenover de wellustige Pasiphaë die in de koe kroop om haar wellust te bevredigen bij de stier.

De vergelijking met de kraanvogels is poëzie op het hoogste niveau:

Als kranen, die deels naar ’t gebergte schoten
Der Rife’ en deels waar de woestijnen blaken,
Hetzij door vorst of hitte afstooten,

Zag ‘k deezen gaan, die naderbij geraken
En weenend weer de eerste zange’ in koren
Aanvange’ en, naar zij ’t kunnen, kreten slaken. (vs 43 – 48; vert. Rensburg)

Zoals de kraanvogels zijn deze zielen ook in tweestrijd. Ze vechten tegen de kou en tegen de hitte, maar moeten een keuze maken. De kraanvogels vliegen naar het Noorden en naar het Zuiden, zo splitsen de zielen zich in dit deel van de Louteringsberg. Het zijn die vergelijkingen die Dante zo mooi opvoert en heel soms zelfs doorzet.

Als de zielen uitgezongen en uitgehuild zijn, vragen ze hem wie hij is. Dante is de afgezand van alle levende zielen. Zijn ervaringen in de hel en nu op de louteringsberg zijn hier persoonlijk van aard:

Ik stijg langs deze weg omhoog om mijn blindheid kwijt te raken en het licht der waarheid te zien (vs – ; vert. Van Dooren)

Gedichten rond Canto 26

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rensburg uit 1908 en Frans van Dooren uit 1987. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 25 oktober 2017

Bloed met bloed: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 25b

De dichter Statius geeft een verhandeling hoe de zielen hier in dit deel van de Louteringsberg toch kunnen vermageren. Het begint met de seksualiteit. De Latijnse dichter stelt dat het bloed van de man transformeert in sperma, waarna het bij de vrouw binnenkomt.

Er heerst best een bepaalde schaamte over seks, waar Statius niet gedetailleerd over spreekt. Hij stelt dat je beter over die dingen kunt zwijgen in plaats van te spreken. Zeker is dat het sperma wordt opgenomen in het bloed van de vrouw. Volgens Statius doordat het sperma van de man verandert in bloed en mengt met het bloed van de vrouw. Daaruit komt de nieuwe mens voort.

Bloed heeft duidelijk een mythische waarde voor de middeleeuwer, maar de verteller legt de weg van de mens verder uit. Na zijn dood, als Lachesis geen vlas meer heeft om te spinnen, stelt Statius, dan begint de fase van de onstoffelijkheid. Door die onstoffelijkheid kun je vermageren terwijl je als ziel geen eten nodig hebt.

En even als de lucht, van regen zwanger,
Door dat ze ’t licht, haar vreemd, in zich weêrkaatst,
Met onderscheiden kleur zich toont gesierd:

Zóó vormt zich ook de lucht in haar nabijheid
Tot die gedaant, waar zich de ziel in afdrukt
Naar aard en kracht, waar zij zich ook bevindt.

Alsdan geheel en al de vlam gelijkend,
Die ’t vuur steeds volgt, waar ’t zich ook moog bewegen,
Zoo volgt de nieuwe vorm ook steeds den geest.

Vandaar nu heeft de ziel haar zichtbaar deel
Dat schim genoemd wordt, waar zij iedren zin
Een werktuig, mede zichtbaar, in verschaft.

Vandaar dat wij nog spreken, dat wij lachen,
Of tranen storten en de zuchten slaken,
DIe ge op den Berg wis zult vernomen hebben. (vs 91 – 105; vert. Kok)

Het lijkt of de Latijnse dichter Statius hier een vergelijking maakt met de werking van de regenboog. Heel expliciet is zijn vergelijking niet, maar je zou hem zo kunnen maken.

De zielen die hier rondlopen gedragen zich doordat de atmosfeer zo is. Je kunt ze zien doordat ze de lucht om zich heen vorm geven, de vorm van een menselijk lichaam. Maar in feite kun je er doorheen lopen, want ze zijn lucht.

Een prachtige uitleg die Statius hier geeft. We krijgen even een inkijkje in de gedachtenwereld van de middeleeuwer. Dat Dante en zijn 2 begeleiders ondertussen langs een gapende afgrond lopen, brengt je weer terug in het verhaal. Net als de mededeling van Vergilius: kijk goed uit, want een verkeerde stap is zo gezet!

Gedichten rond Canto 23

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van A.S. Kok uit 1863-1864. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 18 oktober 2017

Ooievaarsjong: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 25a

De 2 begeleiders Statius en Vergilius klimmen samen met Dante door de smalle spleet tussen de rotsen omhoog naar de 7e omgang van de Louteringsberg. Hier houden zich de zielen van de wellustigen zich op.

De mannen lopen achter elkaar de trap op naar boven. Ze hebben het besef dat ze moeten opschieten, daarom gaan ze maar omhoog in de duisternis. Er is geen ruimte om naast elkaar te lopen, merkt de verteller op. Daarvoor is de spleet te smal.

Dante popelt ondertussen om iets te gaan zeggen. De vergelijking die de verteller maakt met zijn verlangen om iets te gaan zeggen en het toch niet doen, is prachtig:

Gelijk het jong van d’ ooyevaar de vleugelen
Uit lust tot vliegen uitslaat, maar ’t niet waagt
Het nest te ontsnappen en ze dus weêr intrekt:

Zoo was ook ik. De lust tot vragen gloeide
En kwijnde beurtlings, tot ik eindlijk toonde
’t Gebaar van hem die tot spreken schikt.

Hoe snel in ’t gaan, mijn liefdrijk Vader liet
Niet van mij af maar sprak: “Trekt af de boog
Der rede, tot het ijzer reeds gespannen.” – (vs 10 – 18; vert. A.S. Kok)

De verteller vergelijkt het met het ooievaarsjong dat zijn vleugels wil uitslaan, maar het toch niet doet. Tot uiteindelijk het moment is aangebroken dat Vergilius, die alles ziet, opmerkt dat Dante wel zijn vraag mag stellen.

De vraag die op zijn lippen brandt, is: hoe bestaat het dat op deze plek waar elke behoefte aan eten ontbreekt, mensen toch broodmager zijn? Immers de zielen die hier ronddolen zijn niet stoffelijk, dan hebben ze ook geen eten nodig om te overleven.

Voor Vergilius is het de gelegenheid om Statius een lange verhandeling te laten geven. Dat begint bij de voortplanting, waarbij het bloed van de man verandert in sperma dat afdaalt naar plekken waar je beter over kunt zwijgen.

Gedichten rond Canto 24

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van A.S. Kok uit 1863-1864. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 11 oktober 2017

Geur van ambrozijn: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 24b

Forese geeft Dante gelijk in zijn opmerking dat hij voorlopig nog niet tot de dode zielen wil horen die hier rondlopen. In dit deel van het hiernamaals is de tijd kostbaar, vertelt de overleden Florentijn aan Dante.

Dan schiet hij weg zoals een ruiter te paard die uit een groep ruiters schiet om vooraan te komen staan. Terwijl de ruiter meer en meer uit het zicht van Dante verdwijnt, ziet de dichter opeens een reusachtige boom staan. Het is een afstammeling van de boom van kennis van goed en kwaad uit het aardse paradijs.

De verteller Dante maakt gelijk gebruik om even te wijzen op de verhalen rond gulzigaards. Hij haalt hier 2 verschillende verhalen aan rond dit onderwerp waarbij de gulzigheid regelrecht ook tot ondergang leidt.

Dante, Statius en Vergilius passeren de boom zo ver mogelijk van zich af en drukken zich hiervoor tegen de bergwand aan de binnenste wand van deze omgang. Als ze weer wat meer ruimte krijgen, dan is een prachtige mystieke ervaring. Een engel verspert hem de weg:

En evenals de Meilucht, zwaar beladen
met zoete geur van bloemen en van kruiden,
stil aanzweeft en de dageraad verkondigt,
zo zweefde er langs mijn voorhoofd zachte koelte
en ook het lichte beven van een vleugel,
die mij de geur van ambrozijn deed ruiken. (vs 145 – 150; vert. Christinus Kops)

De P van de gulzigheid heeft de engel van Dantes voorhoofd gehaald. De uitspraak die de engel dan doet, verwijst naar de honger naar gerechtigheid. Een mooie verwijzing naar de Bergrede van Jezus, waarbij de gulzigheid definitief de das om wordt gedaan.

Gedichten rond Canto 24

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Christinus Kops uit 1929-1930. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 4 oktober 2017

Liefde als inspiratie: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 24a

In snelle pas lopen de 3 dichters verder over de 6e omgang van de Louteringsberg, waar de gulzigaards worden gestraft. Ondanks de snelheid krijgen de zielen nog genoeg de kans om te zien dat Dante nog een levende ziel is.

Overigens heeft de snelheid waarmee ze lopen geen invloed op het gesprek dat Vergilius, Statius en Dante met elkaar tijdens het lopen voeren. Ze kijken hun ogen uit naar alle gulzige zondaars die ze hier treffen. Dante noemt ze niet allemaal bij naam, terwijl hij heel veel namen te horen krijgt. Het geeft iets moois aan de verbeelding.

Gelukkig noemt hij wel wat namen, zoals de paus die zo gulzig is dat hij palingen in de witte wijn laat zwemmen voor hij ze opeet. De anderen die zich hier zuiveren van hun aardse bestaan, zijn allemaal wat minder extreem.

Dante krijgt de lof toebedicht over zijn vroegere werk van een Bonagionta uit Lucca. Hij vertelt aan de dichter hoezeer zijn nieuwe dichtstijl, de dolce stil nuovo, mensen in vervoering heeft gebracht. De Liefde als inspiratiebron. Nu ondenkbaar dat dit in Dantes tijd revolutionair was.

De groep zielen spoedt opeens weg. De vergelijking die de verteller maakt, is prachtig.

Gelijk de vogles, aan de Nijl verwintrend,
soms in de lucht zich tot een drom verzaamlen
en dan in lange rij snel henen vliegen,
zo zag ik daar de drom die ons omringde
het hoofd omwenden en de pas versnellen,
licht door vermagering en door verlangen. (vs 64 – 69; vert. Christinus Kops)

De zielen vliegen op als een groep overwinterende vogels aan de Nijl. Ze verzamelen zich snel en spoeden weg.

Forese die Dante al in de vorige canto ontmoet heeft, laat alle zielen voorbij gaan. Ze voelen zich zo licht als een veertje. Forese vindt zijn oude vriend weer en vraagt hem wanneer hij hem zal zien?

Dante weet het niet wanneer hij zal sterven. Hij hoopt dat het nog even zal duren. Bovendien roept de stad van wie hij zoveel houdt hem. Hij kan op aarde nog even niet gemist worden.

Gedichten rond Canto 24

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Christinus Kops uit 1929-1930. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 27 september 2017

Broodmager: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 23b

De schimmen die de verteller ziet in deze 6e omgang van de Louteringsberg zijn broodmager. Hier zijn de gulzigaards die zich hier louteren van hun zonden tijdens het aardse leven.

Dante ontmoet een man totaal uitgemergeld. Hij zou niet weten wie het is, tot hij de stem hoort. Het gehavende gezicht is onherkenbaar, maar de stem herkent Dante meteen. Het maakt een herinnering in hem los. Wie het is die voor hem staat: het is de Forentijn Forese.

Hij wordt er verdrietig van om zijn oude stadgenoot en vriend zo aan te treffen. Dante zegt dat hij al zo gehuild heeft om Forese toen hij gestorven was, maar zoals hij hem hier ziet!

Dan hoort hij hoe het komt:

En hij tot mij: “Van den eeuwigen Raad
Daalt een kracht in het water en in den boom,
Dien we achterlieten, waardoor ik zoo vermager.

Al die menschen, die weenende zingen.
Omdat zij onmatig aan de gulzigheid toegaven,
Maken zich hier in honger en dorst weer heilig.

Tot drinken en eten ontsteekt in ons den lust
De geur, die van de vruchten uitgaat en van de besproeiing,
Die zich verspreidt over de groene bladeren.

En niet slechts eenmaal, terwijl we dezen weg
Rondgaan, wordt onze pijn ververscht;
Ik zeg “pijn”, en ik moest zeggen “vertroosting”; (vs 61 – 72, vert. Frederica Bremer)

Zijn oude vriend legt uit hoe het komt dat ze zo toegetakeld zijn. De verleiding is groot met de boom die hier staat en de heerlijkste geuren verspreidt van de rijpe vruchten die aan de boom hangen.

Het water dat hier stroomt en de verrukkelijke geur van het voedsel maakt deze gulzigaards gek. Het is hun loutering. Door honger te lijden, kunnen ze zich schoonmaken van hun gulzigheid in het aardse bestaan. Het is aan hun lichamen af te lezen.

Dante is verwonderd dat Forese hier al verkeert, terwijl hij een zondig leven leidde op aarde. Het is liefde over de dood heen, die hier overwint, zo verklapt Dantes oude vriend.

Foreses vrouw Nella bidt en verzucht onafgebroken voor het zieleheil van haar overleden man, die hier in het hiernamaals verblijft. Dit staat aan de basis van de latere handel in aflaten: de genade voor de overledene in het Vagevuur.

Gedichten rond Canto 23

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederica Bremer uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 20 september 2017

Schuldige knoop losmaken: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 23a

Dante, Vergilius en Statius lopen nu samen op. Terwijl Dante staat te dromen bij de boom, haalt Vergilius hem weer bij de les. Kom opschieten, de tijd die ons rest is te kort om te dromen.

De dichter achtervolgt hem vaak met het nuttig besteden van de tijd. De reis door het hiernamaals is er een van haastige spoed. Er is weinig tijd om even weg te dromen en te staren in het groen.

Een groep uitgemergelde zielen passeert het schrijverstrio dat hier door de 6e omgang loopt. De vergelijking die Vergilius maakt in zijn antwoord aan Dante is mooi:

“O lieve vader, wat is het dat ik hoor?”
Begon ik. En hij: “Misschien schimmen, die
Rondgaan, den knoop van hun schuld losmakend (vs 13 – 15; vert. Bremer)

Het zijn zielen die de knoop van hun zonden proberen te ontwarren, stelt Vergilius tegenover Dante. De schimmen zingen een tekst uit psalm 51. In deze boetepsalm smeekt de zanger of God zijn lippen wil openen om Hem de lof toe te zingen.

Hier merkt de verteller eveneens op dat de zielen niet eens in de gaten hebben dat ze langslopen. Al voorbijgaand, kijken ze wandelend naar het drietal dichters om.

Evenals peinzende pelgrims doen,
Die opweg onbekende menschen inhalen,
En zich naar hen omwenden en niet blijven staan.

Zóó, achter ons aan, zich sneller bewegend,
Komend en voorbijgaand, nam met verwondering op
Een groep van zielen, zwijgend en devoot (vs 16 – 21; vert. Bremer)

Ze zijn uitgemergeld en met open mond kijken ze de dichters na. Hun gezichten zien er uit als ‘omo’, waarbij de m heel duidelijk zichtbaar is. Het duidt op het Latijnse woord voor mens.

Het is op deze plek dat Dante een vriend ziet. Forese uit Florence.

Gedichten rond Canto 23

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederica Bremer uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 13 september 2017

Dubbele inspiratiebron: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 22

In de 6e omgang op de Louteringsberg – de P van de hebzucht wordt van Dantes voorhoofd geveegd door een engel – spreken Vergilius en Statius met elkaar. Dante loopt gedwee achter hen en luistert naar wat de 2 dichters uit de oudheid elkaar te vertellen hebben.

Hier weet de verteller heel mooi het lastige onderwerp van de uitverkiezing te omzeilen. Hij zegt namelijk dat Statius stiekem Christen is geworden. Bovendien krijgt Vergilius hier een mooie rol toebedeeld. Statius zou zijn gestimuleerd door een fragment uit Vergilius’ herderszangen, Bucolica.

De verteller haalt het hier ruw vertaald aan. Hij laat Statius het heel mooi inleiden door te verwijzen naar de donkere wereld waarin Vergilius geleefd zou hebben. De dichter heeft de lamp op zijn rug gedragen en de mensen na hem verlicht. Waaronder Statius:

“Door u was ik een dichter, en door u een
Christenmens. Maar om u beter aan te tonen wat ik teken,
zal ik het met de hand u schilderen.”
“Reeds was de hele wereld zwanger
van het waar geloof, gezaaid door de afgezanten
van het eeuwig rijk;”
“En uw woord, dat ‘k zoëven meldde,
paste zó goed op de nieuwe heilverkonders,
dat ik placht hen te bezoeken.” (vs 73 – 81; vert. Haghebaert)

Vergilius als dubbele inspiratiebron. Niet alleen om te kunnen dichten, maar ook om Christen te worden. Daarna volgt het verhaal van zijn bekering in het verborgene. Uit angst houdt Statius zijn nieuwe geloof voor iedereen verborgen. Vandaar dat hij ook gestraft wordt.

Dante loopt verder achter de 2 dichters aan en luistert naar hun gesprek over de dichtkunst. Het geeft Dante meer inzicht in de dichtkunst. Het inzicht dat hem brengt tot het resultaat: het boek waarin dit tafereel staat: De Divina Commedia.

Gedichten rond Canto 22

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van P.B. Haghebaert uit 1901. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 6 september 2017

Middeleeuwse humor: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 21c

Dante en zijn reisbegeleider Vergilius komen hier in de 5e omgang op de Romeinse dichter Statius tegen. De schim heeft hier een lange straf uitgezeten en zijn ziel is zojuist gelouterd. Hierdoor is hij bevrijd van zijn straf.

De dichter vertelt snel zijn biografie. De verteller weet niet dat Statius helemaal niet in Frankrijk is geboren. Hij verwart hier de dichter met een rector uit Toulouse. Lastig schrijven, want uit later ontdekte werken blijkt dat Statius gewoon in Napels is geboren.

De dichter weet niet dat hij tegenover Vergilius staat. Hij geeft een brede loftuiting over het werk van Vergilius. Dagelijks begeleidt deze Romeinse held Statius. Zonder Vergilius zou hij niets anders tot stand hebben gebracht. Wat zou hij graag even met deze Romeinse held hebben doorgebracht.

Dante kan zich bijna niet bedwingen om het antwoord te geven aan Statius. Vergilius gebaart duidelijk dat Dante niks mag verraden. Hij voelt zich gevangene in de wil het te vertellen tegen Statius, maar hij wil zijn reisbegeleider niet afvallen.

De pestkop uit de Oudheid, zegt uiteindelijk dat Dante wel mag zeggen wat hij wil zeggen. Daar is de onthulling:

Nu ben ik aan de eene en de andere zijde gevangen:
De een beveelt mij te zwijgen, de andere bezweert mij
Dat ik spreke: waarom ik zucht, en word ik begrepen

Door mijn meester, en hij zei tot mij: “Wees niet
Bang te spreken; maar spreek, en zeg hem
Dat wat hij vraagt met zoo groot verlangen.” (vs 115 – 120; vert. Frederica Bremer)

Hij mag het zeggen en vertelt Statius dat de man die bij hen staat, Vergilius is. Hij is zo blij zijn held hier te ontmoeten, dat Statius vergeet dat hij een schim is en zich voor de voeten van zijn grote voorbeeld wil werpen.

Reeds boog hij zich om de voeten te omhelzen
Van mijn leermeester; maar die zei tot hem: “Broeder,
Doe het niet, want gij zijt een schim, en ziet een schim voor u.”

En hij opstaande: “Nu kunt gij de grootheid
Begrijpen van de liefde, die mij voor u verwarmt,
Wanneer ik onze vluchtigheid vergeet,

Schimmen behandelend als vaste lichamen.” (vs 130 – 136; vert. Frederica Bremer)

Een gevalletje van middeleeuwse humor dat op mij een beetje overkomt als een heuse dijenkletser. De bewondering van Statius voor Vergilius is zo groot dat hij helemaal vergeet dat hij al meer dan een half millennium een schim is.

Wel is het hier een prachtige lofzang op de dichter Vergilius. De dichter die de verteller zo mateloos bewondert en waarbij hij stiekem Statius gebruikt als spreekbuis om deze bewondering nog meer uit te drukken.

Gedichten rond Canto 21

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederica Bremer uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 30 augustus 2017

Geduld loont: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 21b

De vraag van Vergilius is precies de vraag die op de lippen van Dante brandt:

‘Maar zeg mij wat de berg zo trillen deed
En waarom dat gezang is opgestegen
Van voet naar top, die luide jubelkreet,’Het was, toen hij zijn garen had geregen
Door ’t kleine oog van mijn weetgierigheid,
Alsof mijn dorst verlichting had gekregen. (vs 34 – 39; vert. Cialona en Verstegen)

Wat heeft het beven van de hele berg te betekenen? En waarom zongen alle zielen het ‘Gloria in excelsis Deo’ bij? De verteller legt heel nadrukkelijk uit dat Vergilius met deze vraag de naald in het oog van het verlangen van de held van het verhaal steekt.

De schim is geduldig en legt uit wat er zojuist gebeurde. Het is eigenlijk heel simpel. Hier gebeurt op zich weinig. Alles gaat volgens een vaste orde. Alle natuurelementen waar je op aarde last van hebt, zijn hier niet aanwezig.

Het beven van de berg, komt omdat er zojuist een ziel is vrijgekomen:

Het beeft wanneer een ziel die boete deed,
Gereed is voor vertrek naar hoger streken:
Dat wordt bezegeld met die vreugdekreet.De wil, van loutering het enig teken,
Verrast de ziel en zegt dat zij, bevrijd,
Naar boven mag: haar wens is wil gebleken. (vs 58 – 63; vert. Cialona en Verstegen)

De ziel die zojuist voldoende gelouterd is, staat voor hen. Het is de Romeinse dichter Statius. Hij heeft zijn straf van 500 jaar vanwege zijn hebzucht, hier uitgezeten en daarna nog eens 400 jaar moeten wachten om echt weg te mogen.

De vergelijking die Dante de Canto opende, krijgt hier een mooi vervolg:

Ik kan niet zegen hoe mij dit verblijdde:
Zoals men meer geniet, wanneer men drinkt,
Naarmate ons de dorst ook meer deed lijden. (vs 73 – 75; vert. Cialona en Verstegen)

Het doet hem verschrikkelijk goed het antwoord te hebben gekregen van de schim. Naarmate de dorst toeneemt, kun je meer genieten van het drinken, stelt de verteller. Daarom doet het hem goed zo lang te hebben moeten wachten op het antwoord. Geduld loont.

Gedichten rond Canto 20

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Ike Cialona en Peter Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 23 augustus 2017

Dorst naar kennis: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 21a

De vergelijking waarmee de 21e zang uit de Divina Commedia begint, is voor mij dé reden om zo gek te zijn op dit werk. De verteller wil dolgraag weten waarom de aarde zojuist beefde en de zielen het ‘Gloria in exelsis Deo’ zongen.

Dante vergelijkt de hunkering naar kennis met de dorst die Jezus had bij de put van Jacob. Prachtige verwijzing naar dit bijbelverhaal zonder de naam van de zoon van God te noemen:

De aangeboren dorst, dien niemand keerde,
Dan zoo Genade ’t water wou verstrekken,
Dat de Samaritaanse een begeerde,

Doorbrandde mij en liet mij sneller trekken
Op ’t lastig pad, mijn Gids in ’t spoor gebleven,
En wraak naar Recht kon er in mij meelij wekken. (vs 1 – 6; vert. Rensburg)

Maar ze hebben ongelooflijke haast en zo holt Dante achter zijn begeleider Vergilius aan. De volgende prachtige vergelijking dringt zich hier op. De verteller is op dreef met zijn (bijbelse) vergelijkingen. In deze canto volgt de ene brilliante vergelijking na de andere.

En zie: gelijk ’t in Lucas wordt beschreven,
Dat Christus op hun weg twee begeleidde,
– Uit de spelonk des Grafs toen al verheven –

Kwam ons van acht’ren zoo een schim ter zijde,
Neerstarend op de schaar, die lag beneden,
En voor hij sprak, zag hem geen van ons beide. (vs 7 – 12; vert. Rensburg)

Plotseling komt er een schim naast de 2 lopen. Ze zien hem pas als hij begint te praten. Hier verwijst de verteller naar het verhaal van de Emmaüsgangers na de opstanding van Christus. De 2 reizigers naar Emmaüs zijn druk verwikkeld in een gesprek met een onbekende man. Pas aan het eind van het gesprek openbaart hij zich als Jezus.

De schim begroet ze. Pas dan merken Dante en Vergilius hem op. Ze zijn ook veel te druk bezig om goed te kijken waar ze hun voeten zetten. Er liggen allemaal schimmen op de grond en daar willen ze niet op gaan staan. Het antwoord van Vergilius snapt de schim niet. Hij vraagt zich af wat Dante en Vergilius hier doen.

Vergilius legt het kort uit, net als dat hij vertelt over Dante. Dante ziet de dingen hier anders dan wij ze zien. Dat komt omdat hij nog leeft. De rest zijn allemaal schimmen, maar Dante is al wel uitverkoren en daarmee toegelaten in de hemel. Kijk maar naar de tekens die de engel op zijn voorhoofd hoofd gegrift.

Daarna vertelt Vergilius meteen over het eerdere deel van de reis en dat hij de begeleider is van Dante. Pas dan vraagt Vergilius wat het beven van de aarde zojuist betekende. De verteller is helemaal opgelucht: Vergilius vraagt precies wat hij al die tijd al wilde weten.

Gedichten rond Canto 20

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van H. Rensburg uit 1908. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 16 augustus 2017

Onwetendheid: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 20b

Dante komt Hugo Capet tegen op de omgang waar de zielen gestraft worden voor hun aardse hebzucht. Hij zinspeelt eerst op de goedgevigheid van anderen. Het zijn 3 legendes waarnaar hij verwijst.

Maria gaf de wereld de verlosser in bittere armoede, de Romeinse consul Fabricius die alles weggaf en tenslotte de heilige Nicolaas, die 3 huwbare meisjes een bruidschat schenkt om te voorkomen dat ze in handen van kwaadwillenden vallen.

Dit in tegenstelling tot hemzelf. Hij, de stamvader van de Capetingers zou van eenvoudige afkomst zijn. Zijn vader was beenhouwer in Parijs. Hij heeft zijn nageslacht grote rijkdom bezorgd. Dat is niet zonder hebzucht gebeurd. Een lange tirade gebeurtenissen van schurkenstreken passeert de lezer nu.

De verteller legt de nadruk op de hebzucht van de Franse vorsten. De verwijzing naar de toekomst, de nieuwe Karel die Florence de buik open zal rijten. Het is de hebzucht die hier triomfeert. Al is het ook een ordinaire ruzie tussen de paus en de Fransen waar Hugo Capet naar verwijst.

Dante en Vergilius lopen verder. Ze laten de man achter die alle deugdzame, maar ook slechte voorbeelden van hebzucht opsomt. Niet dat hij hier voor niks zit. Dan begint de berg te beven, een aardbeving. Vergilius stelt de Florentijnse dichter gerust. Zolang hij met Dante meeloopt, zal er niks gebeuren. Om hen heen horen ze de zielen de lof voor God zingen.

Dan komt weer een mooie vergelijking met het verhaal van de herders die de wacht hielden in de kerstnacht. Ze luisteren naar het gezang, terwijl het beven ophoudt. Het brengt bij Dante vooral verwarring:

Wij gingen verder ’t heilge pad en kwamen
Aldoor langs zielen die voorover lagen,
En hun gewoon geween alweer hernamen.

Zulke onkunde kon nooit voorheen mij plagen
En mijn verlangen naar begrijpen stijven –
Zoo ‘k ooit op mijn geheugen roem mocht dragen –

Als thans mijn overwegen moest blijven.
Want vragen kon ik niet vanwege ons jachten
En zelf kon ik mijn donker niet verdrijven.

Zoodat ik ging, beschroomd en in gedachten. (vs 142 – 151; vert. Albert Verweij )

Hij durft zijn begeleider niet om opheldering te vragen, terwijl hij er zo’n behoefte aan heeft. Teveel haast en hij kan er zelf niet op komen…

Gedichten rond Canto 20

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Albert Verweij uit 1923. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 9 augustus 2017

Vervloekte wolvin: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 20a

In de 5e omgang verblijven de zielen die tijdens hun aardse leven hebzuchtig waren. Dante en Vergilius lopen langs de rand, alsof ze langs een wand met kantelen lopen. De rotswand aan hun kant en aan de andere kant van het smalle pad liggen alle hebzuchtige zielen. Ze lijden hier de straf vanwege de hebzucht tijdens hun leven.

Smeekbede

De verteller spreekt van het kwaad dat heel de wereld beheerst en dat mondt uit in een mooie smeekbede:

Wees gij vervloekt, aloude wolvin,
Die meer buit hebt dan alle andere beesten,
Door uw eindeloos hollen honger!

O, hemelen, door wier wentelen men schijnt te gelooven
Dat de toestanden hier beneden veranderen,
Wanneer zal hij komen voor wien deze wegvlucht?(vs 10 – 15; vert. Bremer)

Het is een smeekbede tegen de hebzucht. Dante vervloekt de wolvin, het symbool voor de hebzucht. De onverzadigbare honger van de hebzucht, zorgt ervoor dat de wolvin meer heeft dan alle andere beesten.

Dante heeft zelf ook een gevecht tegen de hebzucht geleverd aan het begin van de Divina Commedia. Als hij door het donkere bos loopt, op de helft van zijn leven, stuit hij op de wolvin. De uitroep die hij hier doet, is ook tegen zijn eigen hebzucht.

Verschil begeerte en hebzucht?

Het verschil tussen de begeerte en de hebzucht is mij nog niet altijd duidelijk. Hebzucht begint met de begeerte dat je iets wilt hebben, waarna je alles op alles zet het te krijgen. De hebzucht is nog altijd iets dat mensen beheerst.

Hebzucht veroorzaakt veel ellende. Tegen elke prijs willen we iets hebben, al zijn we ons zelf niet bewust wat die prijs precies is. Een ander woord voor hebzucht is materialisme. Ik merk hoe moeilijk het is om afstand te doen van je spulletjes.

Ontspullen

Waarom willen we iets hebben? Een eigen fiets, een eigen auto, een eigen huis. Terwijl het bezit zo relatief is. Je ontdekt het pas als je in al die rotzooi zoekt naar iets dat waardevol is. Eigenlijk is het maar heel weinig, terwijl je zoveel troost soms vindt in al die spullen. Het gevoel verdwijnt al snel nadat je het hebt.

Gedichten rond Canto 20

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Frederica Bremer uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 2 augustus 2017

Hebzuchtig: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 19b

Dante is nog niet boven of hij ziet de mensen op de grond liggen en huilen. Hier verblijven de hebzuchtigen. Ze liggen met de rug naar boven. Als Dante iemand hoort spreken en hij wil in gesprek met deze zondige ziel, krijgt hij een knikje van Vergilius. Het is paus Adrianus V die hij hier hoort op de 5e omgang van de Louteringsberg.

Dante vraagt hem waarom zij allemaal met hun kont naar de hemel liggen. Dat zal Adrianus hem straks vertellen, krijgt hij als antwoord. Eerst krijgt hij het levensverhaal van deze paus die een maand paus is geweest voorgeschoteld. Hij zou hebzuchtig zijn geweest en als ongelovige het hoogste kerkelijk ambt hebben bekleed.

Zijn bekering volgt pas later als hij op de pauselijke stoel zit. Dan krijgt Dante uitleg waarom alle zondaars hier op hun buik liggen:

‘Wat hebzucht uitricht, blijkt wel, want gelouterd,
bekeerd én omgekeerd wordt hier de ziel:
veel straffen kent de Berg, maar geen zo bitter!

Zoals ons oog zich niet omhoog verhief,
gevestigd als het was op aardse dingen,
zo druk gerechtigheid het hier omlaag.

Gelijk de hebzucht onze liefde doofde
voor andere goed, en streven werd verdaan,
zo houdt gerechtigheid ons neergedrukt hier,

met handen en met voeten vastgehecht.
Zolang ’t behaagt aan die gerechte Here
zijn wij bewegingsloos hier uitgestrekt.’ (vs 115 – 126; vert. Rob Brouwer)

Ze mogen hier naar de kale aarde kijken met hun hebzuchtige ziel. De straf is volgens Adrianus de strengste hier op de Louteringsberg. Als Dante op zijn knieën voor hem gaat om hem met zijn woorden op te beuren, corrigeert de gestrafte paus hem. Ga overeind staan als je geen straf hebt. We zijn samen slaaf van dezelfde meester.

Gedichten rond Canto 19

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 26 juli 2017

Begerige valk: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 19a

Ook de 19e canto opent met een droom. De dromende Dante ziet een stotterende vrouw die niet echt knap is. Ze loenst, loopt kreupel, heeft stompjes van handen en ziet er lijkbleek uit. Ze is een Sirene. Hiermee vergelijkt Dante zijn reis door het hiernamaals met de reis die Ulixus maakt in Homerus’ Ilias.

De sirenen bezorgden de held van de Ilias hoofdbrekens. Hoe kon hij in hemelsnaam voorbij deze verleiders komen? Dante vermoedt hier overigens iets dat niet in Homerus werk voorkomt. Dat komt omdat hij het belangrijkste werk van Homerus alleen maar kende uit de overlevering en niet rechtstreeks.

Gelukkig brengt een andere vrouw Dante uit zijn benarde positie. Ze wijst Vergilius op de andere, misleidende vrouw. De Romeinse dichter grijpt in en scheurt de kleren van de sirene open. Er verspreidt zich meteen een ondraaglijke stank, vertelt Dante.

Pas dan wordt Dante wakker. Vergilius heeft hem al 3 keer geroepen. Ze moeten verder, door de uitgang. Ze worden geholpen door een lieflijke stem. Een stem zo zacht, die je als levende nooit zo hoort, zegt de verteller Dante. Het is een engel die meteen de 4e P van Dantes voorhoofd wist. Ze kunnen via de trap tussen de rotswanden verder naar de 5e omgang.

Al klimmend vraagt zijn Latijnse voorbeeld aan Dante wat hij toch zit te piekeren. Het is de droom die hij zojuist heeft gehad. Wat beeld alles toch uit. Vergilius legt het met een engelengeduld aan de aardse dichter uit. Hij heeft de heks gezien, maar ook meteen hoe je je van haar bevrijdt. Vergilius vindt dat Dante het met deze uitleg moet doen. Ze moeten door.

Dan is er weer zo’n prachtige vergelijking:

Gelijk de valk, die eerst op de voeten rondschouwt, voorts zich draait naar den kreet [des valkeniers] en zich uitstrekt, door de begeerte naar het voeder, dat hem daar lokt;
zóó maakte ik mij zelven, en zóó, over zoo groten afstand als waarover de rots zich splijt om doorgang te geven aan wie naar boven gaat,
ging ik verder tot daar waar men weer het rondgaan krijgt. (vs 64 – 69; vert. Boeken)

De roep van de valkenier lokt de valk om het voedsel te mogen halen. Staat Dante eerst nog bij het aardse stil, hij laat zich weer lokken door de belofte van de volgende omgang. Hij vliegt begerig op naar het volgende doel van zijn reis: naar de hebzuchtigen. Vanzelfsprekend zal hij hier weer een paar interessante zielen ontmoeten.

Gedichten rond Canto 19

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Boeken uit 1907. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 19 juli 2017

Snelle tragen: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 18b

Terwijl Dante naar zijn leermeester luistert, nadert een groep zielen vanuit de verte. Ze zijn hier in de vierde omgang, waar de tragen zitten. De menigte die hun tegemoet loopt, heeft de vaart er aardig in zitten.

Ook hier speelt Dante met de tegenstelling. De zondigen krijgen de tegenovergestelde straf om zich te reinigen van hun zonden. Vergilius vraagt aan de voorste 2 zielen waar de dichtstbijzijnde uitgang is van dit deel van de Louteringsberg.

Ze willen de 2 graag de weg wijzen, maar vertellen er wel bij dat ze een beetje haast hebben. Gelijk maakt Dante gebruik van de gelegenheid om de abt van het San Zeno-klooster in Verona zijn verhaal te laten vertellen. Hij heeft het klooster op schandelijke wijze nagelaten, onder invloed van de heer van Verona.

Hij laat zijn bastaardzoon het beheer over klooster voeren, terwijl de abt hier zijn plicht verzaakt. De zoon is lichamelijk en geestelijk misvormd, stelt de abt. Vanwege het gebrek aan daadkracht zit hij hier bij de tragen.

Of hij nog meer vertelt, hoort de verteller niet meer. De trage is hem al ver vooruit gesneld. 2 nieuwe tragen rennen voorbij. Al passerend noemen ze de voorbeelden van traagheid. Het lijkt wel of Vergilius en Dante midden in een hardloopwedstrijd zijn beland.

Daar wordt Dante opnieuw getroffen door een visioen, een droombeeld, waarmee hij aan het begin van deze vierde omgang, in canto 17, ook al door geraakt werd:

En toen de schimmen al zo verre waren
dat onze blik ze langer niet kon volgen,
drong in mijn geest een nieuw gepeins naar binnen,
waaruit zich telkens nieuwe weer verhieven.
En van het ene doolde ik naar het andre,
tot zich mijn ogen van vermoeidheid sloten…
En mijn gepeins ging over toen in dromen. (vs 139 – 145, Christinus Kops)

Het denken slaat over in gepeins. Bij het sluiten van de ogen gaat de fantasie werk. De ene gedacht volgt na de andere en het mondt uit in dromen. Het lijkt wel of hier een dichter en schrijver aan het werk is.

Gedichten rond Canto 18

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Christinus Kops uit 1929 – 1930. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 12 juli 2017

Kracht in jezelf: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 18a

In het 18e lied van de Louteringsberg vraagt Dante verder naar de verhandeling over de liefde waarmee Vergilius het 17e Canto afsloot. Er ontstaat een filosofische verhandeling waarin Vergilius Dante wijst op de relatie van de liefde met het verstand.

Het licht van Vergilius’ woorden helpen Dante om zijn inzicht te vergroten. Dat benadrukt dat de trektocht door de Louteringsberg ook Dantes ziel zuivert. Hier benadrukt Vergilius dat er ook veel van Dante zelf af hangt. De liefde komt weliswaar van buiten, maar het manifesteert zich in een mens als het leven in de groene bladeren van een plant.

Het is moeilijk door te dringen in de diepe vergelijkingen die Vergilius vervolgens trekt waarin hij ondermeer wijst op het instinct van de bijen om honing te maken. Het komt hierop neer dat de mens beschikt over een redelijk verstand (kracht) dat raad geeft en een drempel vormt tegen misstappen.

“Maar gij bezit, om aan die wil al de andere
toe te voegen, een kracht die raad geeft en moet
waken op de drempel van de toestemming.”
“Die kracht is dus de grondbron, waaruit de
verdienste in u ontspruit, naarmate dat zij goede
of boze liefde aanvaardt of afweert.”
“Zij nu die de dingen grondig onderzochten.
kenden ook de ingeboren vrijheid; aldus hebben
zij hun zedenleer de wereld nagelaten.”
“Laten wij dus onderstellen dat de liefde
die in u ontstaat, noodzakelijk begint:
gij hebt in u de macht die tegen te houden.” (vs 61 – 72, Haghebaert)

Hier wijst Vergilius op de vrije wil die de voor de mens zijn richting bepaalt. Het staat in prachtig contrast met de opening van de Goddelijke komedie waarin juist het lot een grote rol speelt. Hier laat Vergilius aan Dante zien dat de mens zelf ook over zijn lot beschikt. Het is de edele kracht van de rede, waar de Romeinse dichter op wijst.

Gedichten rond Canto 18

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van P.B. Haghebaert uit 1947. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 5 juli 2017

Op het grensvlak: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 17b

Dante ontwaakt uit het visioen dat hij ziet door het licht dat hem treft. De verteller vergelijkt het met het wakker worden uit de slaap als er nieuw licht op iemands oogleden valt. Hij hoort een stem spreken en krijgt te horen wat de weg is die Dante en Vergilius moeten vervolgen.

De verklaring krijgen Dante en de lezer van Vergilius. De stem die Dante zojuist hoorde, is van een afgezand van God. De gezant verbergt zich in het licht, maar wijst wel de weg naar boven. En zo vinden de 2 de trap die naar boven gaat. Onderweg naar boven worden ze nog begeleid door woorden uit de Bergrede.

Al klimmend merkt Dante dat het steeds lastiger wordt omhoog te komen. De verteller maakt hier een mooie vergelijking:

“O waarom kracht begint gij zoo te wijken?’-
Zei ‘k in me zelf, terwijl ’t gevoel mij kwelde,
Dat met mijn beenen ‘k méér niet kon bereiken.Wij ware’ al, waar de trap niet hooger helde,
En zaten roerloos neder in die oorden
Gelijk een schip, dat naar het strand toe snelde.

En ‘k wachtte’ een korte pooze of ik hoorde
Het een of ander op die nieuwe Ronde,
Toen wendde’ ik tot mijn Heer mij met de woorden:

“Mijn goede Vader, zeg mij: Wat voor zonde
Moet deze Kring, waarin wij zijn, weg vagen?
U woord ga voort, zoo stil Uw voeten stonden”. – (vs. 73 – 84, Rensburg)

De vergelijking met het schip dat strandt, is bijzonder treffend weergegeven. Je ziet de beweging voor je van de klimmende mannen zonder dat ze vooruit komen. Het is zo’n vergelijking dat dit boek van Dante zo bijzonder maakt. Je ziet het voor je gebeuren!

De reden dat ze niet meer hoger komen, ligt aan het gedeelte van de Louteringsberg waarop ze gekomen zijn, de 4e omgang. Hier krijgen de tragen en lustelozen hun loutering. Daarna begint Vergilius een mooie verhandeling over de liefde.

Ze staan hier op de grens van de zonden gerelateerd aan de omgang waar ze zich bevinden. De eerste 3 omgangen op de verkeerd gerichte liefde voor de naaste (trots, afgunst en toorn), de andere voor een gebrek aan liefde (traagheid en lusteloosheid) en de laatste 3 zonden voor een te grote liefde voor iets (hebzucht, gulzigheid en wellust).

Gedichten rond Canto 17

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van J.L. Rensburg uit 1908. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 28 juni 2017

Verbeeldingskracht: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 17a

De verteller richt zich tot zijn lezers om voor te stellen hoe het is als de mist in het zonlicht oplost. Heel mooi zoals hij het beschrijft. De oproep aan de lezer om je dit voor te stellen vergemakkelijkt het om het beeld voor te stellen.

Daarna doet de verteller een oproep aan zijn eigen fantasie. Een dubbele boodschap natuurlijk als je beseft dat het hele boek uit zijn verbeelding ontspruit. Een mooi spel met de lezer en het verhaal.

Een oproep van de verbeelding, maar niet alleen de verbeelding van de verteller. Ook de verbeelding van de lezer wordt hier aangesproken.

Wat doet de verbeelding met Dante. Hij krijgt een visioen:

O, gij, verbeelding, die ons soms aan dingen
van buiten zo ontrukt dat ’n mens niets hoort
al klinkt trompetgeschal rondom: wie is het

die u, als oog noch oor iets aanreikt, drijft?
Dat doet een licht dat in de hemel vorm krijgt
vanzelf óf door een Wil die ’t neerwaarts leidt.

Zo trof mijn geestesoog het spoor van ’t onmens
dat werd veranderd in een vogel die
het mooiste, en het liefste ook, zingt van alle.

En door die beeltenis ín hem was mijn geest
zozeer gevangen dat hij niets van buiten
als indruk in zijn zinnen nog ontving. (vs. 13 – 24, Rob Brouwer)

De verbeeldingskracht die zich onttrekt aan de werkelijkheid. De verbeelding is met geen mogelijkheid te wekken, stelt de verteller. Zelfs duizend trompetten kunnen je dan niet wakker krijgen. Het is de verbeelding waarin je heerlijk kunt verdrinken. Eenmaal erin gedoken, kom je er moeilijk uit.

En zo zinkt de verteller Dante ook in de verbeelding. Hij ziet Assuerus, zijn vrouw Ester en de rechtvaardige
Mordokai. Dante refereert hier naar het verhaal van Esther in het gelijknamige bijbelboek uit het Oude Testament. Het beeld lost op en spat uit elkaar als een zeepbel. Onmiddellijk gevolgd door het volgende beeld van een meisje.

Gedichten rond Canto 17

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 21 juni 2017

Dichte rook: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 16

De dichte rook ontneemt de 2 reizigers elk zicht. Dante zegt dat hij door de hel heeft gelopen, maar dat het zicht niet eerder zo slecht was. Hij kan zelfs zijn ogen niet meer open houden en houdt zich vast aan zijn leidsman Vergilius.

Achter het rookgordijn hoort de dichter stemmen. Ze zingen om erbarmen en vrede aan het Lam Gods, het ‘Agnus Dei’. Daar wordt Dante aangesproken door een schim. Al ziet hij hem niet, de schim wil weten waarom de dichter hierheen is gekomen.

Het is Marco uit Lombardijen. Wie die Marco precies is, is niet meer na te gaan. De man is zeer bedreven in argumentatie, want hij voert een prachtig pleidooi op in dit gedeelte van de Louteringsberg. Terwijl hij onzichtbaar is, roept hij op om voor hem te bidden.

Daarnaast legt Marco een belangrijk element neer: de vrije wil. Het is natuurlijk een interessante filosofische discussie. Of de mens nu wel invloed heeft op de dingen die gebeuren. Staat het niet in de sterren geschreven?

Marco is heel duidelijk: de mens beslist weldegelijk over zichzelf:

Gij mensen schrijft de grond van alle dingen
de hemel toe, alsof deze in zijn wentling
uit noodzaak alles met zich mee doet cirklen.
Indien ’t zo was, wat bleef u dan over
aan vrije wil? En zou ’t nog billijk heten
voor ’t goede loon, voor ’t kwade straf te erlangen?
De hemel geeft de stoot tot uw daden
– ik zeg niet àlle – al zou ’t zo wezen,
u blijft een licht om goed van kwaad te scheiden,
en vrije wil die – weet hij stand te houden
in de eerste worsteling met ’s hemels machten –
eens alles overwint door geestelijk voedsel. (vs 67 – 78, vertaling Christinus Kops)

Het licht verwijst naar het verstand, waarop de mensen in de tijd van Dante zich steeds meer beroepen. De sterren bepalen het leven van de mens slechts heel beperkt. De mens is weliswaar onderworpen aan een hogere macht en de natuur.

Hier klinkt het ‘Veni Creator Spiritus’, de schepper en de geest, door. De hogere macht schept juist de ruimte voor de menselijke geest om zelf beslissingen te nemen. Als je van het rechte pad afdwaalt, komt dat door jezelf, zegt Marco heel stellig.

De kerk van Rome kwijt zich moeilijk van haar taak, stelt dezelfde persoon in zijn wijze verhandeling tegen Dante. Daar houdt het licht hem tegen van de engel die daar staat.

Gedichten rond Canto 16

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Christinus Kops uit 1943. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 14 juni 2017

Visioenen: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 15b

Dante merkt opeens dat ze bij de 3e omgang zijn gekomen op de Louteringsberg. Het is de plek waar de toornigen zich louteren van hun aardse zonden. Dante wordt hier getroffen door een visioen, schrijft hij in dit gedeelte van de 15e Canto.

Hij ziet in de eerste 2 visioenen 2 vrouwen. De 1e vrouw is Maria, de moeder van Jezus, die opmerkt dat ze bezorgd was omdat Jezus alleen in de tempel verbleef. De 2e vrouw schaamt zich voor haar dochter Pisistratus.

Het 3e voorbeeld dat Dante te zien krijgt in zijn visioen, is de steniging van de eerste martelaar Stephanus. De citaten die de verteller geeft, komen uit de verhalen die hij hier opvoert.

Dante ontwaakt versuft uit het visioen. Hij voelt zich knap belabberd. Maar zoals alles in dit boek, heeft het zien van de 3 visioenen een doel. Vergilius legt het geduldig aan de Italiaanse dichter uit:

Dat visioen werd je getoond, opdat
Je oog kreeg voor het water van de vrede
Dat uit de springbron van de hemel spat.

Ik vroeg jou niet “Wat scheelt je?” om de reden
Waarom hij ’t vraagt die er geen oog voor heeft
Dat iemand het bewustzijn is ontgleden,

Maar slechts opdat het je weer krachten geeft;
Zo prikkelt men de tragen die nog dralen,
Terwijl hun geest, die sliep, al is herleefd.’ (vs 130 – 139, vert. Cialona en Verstegen)

Vergilius geeft uitleg waarom Dante deze 3 voorbeelden te zien kreeg. Het moet hem kracht geven om verder te gaan. Dat Vergilius aan Dante de vraag stelt wat hem mankeert, is juist om hem wakker maken uit de visioenen.

Dit Canto eindigt met een cliffhanger: Dante en Vergilius zien een inktzwarte rookwolk in hun richting drijven…

Gedichten rond Canto 15

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Ike Cialona en Peter Verstegen uit 2000. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 7 juni 2017

Louteren: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 15a

Dante en Vergilius trekken van de ene omgang naar de andere. Onderweg wordt Dante ontdaan van de 2e P die op zijn voorhoofd gegraveerd is. In het gesprek met Vergilius probeert Dante al zijn indrukken te verwerken.
De reis over de Louteringsberg brengt Dante nog niet in de hemel, stelt de klassieke dichter. Of zoals Vergilius het zegt:

En hij zei tot mij: “Omdat gij zet
uw zin almaar op aardsche dingen,
haalt uit waarachtig licht gij duisterheid.
Dat oneingige, onuitsprekelijke goed,
dat daarboven is, schiet uit tot de liefde zóó,
lijk een lichtstraaal tot een lichtend lichaam komt.
Zooveel deelt het zich mee, als ’t vindt aan gloed,
zoodat even ver als de liefde zich strekt
de eeuwige kracht er op uitgroeit.” (vs 64 – 72, Van Delft)

De hardnekkige blik naar naar het aardse zorgt ervoor dat het licht der waarheid voor Dante alleen maar duisternis oplevert. De vergelijking die volgt legt Vergilius een verband met de liefde in de hemel. Alle zielen in de hemel versterken elkaar en het licht als een bundel spiegels. Als je je ervoor openstelt, ervaar je de liefde, maar zul je hem ook uitdragen en versterken.

De reis over de Louteringsberg is voor Dante ook een loutering. De reis door dit gedeelte van het hiernamaals helpt hem om zich te ontdoen van al het aardse. Beatrice zal hem daar straks ook bij helpen. Vergilius bereidt hem op die reis voor op wat er straks komen gaat in de hemel.

Misschien is dat ook het prachtige van de Louteringsberg. Het vormt secuur tussen de gruwelen van de hel en het heilige van de hemel. Voordat je de eeuwige gelukzaligheid betreedt. Alleen door berouw en boete kom je daar binnen, stelt Vergilius.

Gedichten rond Canto 15

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van A.J.H. van Delft uit 1920. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 31 mei 2017

Donder en bliksem: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 14b

De ontmoeting met zijn landgenoten hier bij de afgunstigen mondt uit in een schimmige voorspelling. De profetie gaat over wolven en een woud waaruit Dante met bloed overdekt naar buiten komt. De schade die achterblijft zal zich in geen duizend jaar herstellen, voorspelt de rechter uit Ravenna. Het groen van weleer zal een dorre vlakte zijn.

De negativiteit van de brenger van het onheil zet zich ook uit over hemzelf en zijn metgezel. Ook hun families zullen eraan moeten geloven. Het stemt hem droevig en hij stuurt Dante en Vergilius weg. Hij wil niet meer verder vertellen. Het maakt hem alleen maar verdrietig.

Zo lopen de 2 dichters verder. Op de gok. Daar laat Dante zich afleiden door een stem die als een bliksem door de lucht schiet. Een mooie combinatie van zien en horen. De verteller begint hier met een treffende vergelijking van het onweer:

En toen we alleen weer samen verder togen,
kwam als een bliksemschicht, de lucht doorklievend,
een stem ons tegenvlieden, die ons zeide:
‘Alwie me vindt, zal ’t leven mij benemen.’
Toen vlood de stem, wegrollend als de donder
wanneer opeens de wolken opensplijten.
En nauwlijks had ons oor weer tot rust bekomen,
of reeds een andre klonk met zulk gedaver,
dat ze op een slag geleek vlak na de bliksem:
‘Ik ben Aglaurus, die in rots verkeerde.’ (vs. 130 – 139, Christinus Kops)

De donder en de bliksem leiden Dante af. Vergilius legt rustig uit dat dit de strakke teugel is die de mens in bedwang moet houden. Hij wijst Dante erop dat hij nog een levend wezen is. Mensen bijten in het het aas dat de duivel voorschotelt. Het bezorgt de duivel alleen maar de mogelijkheid om de mens naar zich toe te trekken. Bovendien geeft het de duivel de kans om de mens te geselen en kastijden.

Gedichten rond Canto 14

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Christinus Kops uit 1929-1930. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 24 mei 2017

De loop van de Arno: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 14a

De 2 dichters lopen verder langs de bergrand. Ze horen stemmen van 2 Italianen die zich afvragen wie zij toch zijn, waarvan 1 een lichaam heeft. Ze lopen daar om de berg heen en krijgen de kans om de oren en ogen de kost te geven.

Ze vragen het aan Dante en Vergilius. Dante draait om het antwoord heen. Hij zegt niet rechtstreeks dat hij uit Florence komt, maar noemt de rivier die door zijn stad stroomt. Ook zonder deze te noemen, maar de 2 weten dat het om de Arno gaat.

Het 2-tal uit Italië begrijpt waarom Dante de naam niet noemt. Het klinkt of je het vergeten wilt, zegt één. Dingen die afschuwelijk zijn, spreek je niet uit. De ander schim merkt op dat aan de Arno misschien ook wel niet zulke beschaafde mensen wonen. Hij verwijst naar de graven Guidi die het kasteel Porciano bezaten. De vergelijking met het varken, porco, is snel gemaakt.

Het gedeelte van het verhaal dat volgt, zit boordevol met dit soort verwijzingen. Dante volgt de loop van de rivier en vergelijkt de bewoners van elke stad langs de rivier met een diersoort. Het is bijna reis door de hel, hoe lager hoe verschrikkelijker.

Door botte varkens heen, die eikelen meer verdienen dan ander voedsel, geschapen tot menschelijk gebruik, richt hij eerst zijn armelijk pad.
Keffertjes vindt hij voorts, daar hij lager komt, meer grijnzend dan hun kracht vergt, en ze minachtend keert hij den muil van hen af.
Hij gaat al vallende, en hoe meer die gemaledijde en ellendige sloot aangroeit, te meer ziet hij de honden tot wolven worden.
Voorts afgedaald door meerdere diepe zeeën, vindt hij de vossen zóó vol van loosheid, dat zij geen list vreezen die hen ving. (vs 43 – 54, Boeken)

Van de varkens in het Noorden, via de honden naar de wolven en tenslotte, in het losgeschoten stuk Italië, Sicilië waar de wolven zitten.

Een rijk scheldspel dat de verteller hier speelt. De beledigingen zijn niet van de lucht. Het gaat er hier hard aan toe, zoals de verteller duidelijk maakt aan de lezer.

Ook hier gebruikt Dante de Italianen voor een voorspelling van zijn lot: zijn verbanning uit Florence. Iets wat hij natuurlijk prachtig doet door het verhaal in 1300 te laten spelen en dan profetiën te doen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 13

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van H.J. Boeken uit 1907-1910. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 17 mei 2017

Vroege merel: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 13b

Zoals Nederlandse nieuwsberichten altijd vermelden of er onder de slachtoffers Nederlanders zijn, zo vraagt Dante of er misschien Italianen onder hen zijn. En zeker, ook onder de afgunstigen in deze ring van de Louteringsberg, zitten Italianen. Zo raakt hij in gesprek met de zondige vrouw Sapía.

Ze heeft haar hele leven meer plezier gehad in andermans leed dan in haar eigen geluk, zegt ze tegen de schrijver. Haar naam mag dan iets als ‘wijs’ betekenen, ze gedraagt zich het tegenovergestelde.

Ze zit hier omdat ze overmoedig God dankte nadat de vijand was verslagen bij een veldslag. Ze behoort tot de partij van de Welfen. Haar vreugde was groot, maar ook bijzonder afgunstig naar de anderen. De vergelijking die ze maakt, is prachtig:

Ze werden daar verslagen en gedwongen
tot smadelijke vlucht; en bij dit vluchten
genoot ik afls ik nooit nog had genoten.
Brutaal sloeg ik mijn ogen naar de hemel
en krijste: ‘God, nu vrees ik je niet langer’,
als een bij ‘eerste vleugje zon de merel.
Aan ’s levens einde wilde ik mij verzoenen
met God; en nog zou van mijn vele schulden
niets afbetaald zijn door mijn boetedoening (vs 118 – 126, Boeken)

Het was een beetje overmoedig, want in januari is het nog veel te koud om te gaan zingen voor een merel. Het laat zien dat zij te vroeg juichte, maar zich later met God verzoend heeft. Ondanks dat moet ze zich hier reinigen van haar afgunst, geholpen door de gebeden van de Pietro Pettinaio, een vrome Fransiscaan.

Daar biecht Dante tegen Sapia, dat hij zeker ook last heeft van zonden, maar niet zo zeer van de afgunst. Hij heeft veel meer last van de zonde uit de ring van de Louteringsberg waar hij net vandaan komt: de hoogmoed.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 13

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van H.J. Boeken uit 1907-1910. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 10 mei 2017

Afgunstigen: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 13a

Bovenaan de trap bevindt zich de 2e omgang van de Louteringsberg. Dante en zijn begeleider Vergilius komen in het gedeelte waar de afgunstigen zich louteren. Hier zien ze in eerste instantie niemand. De rotswand laat geen reliëfs en beelden zien zoals bij de eerste omgang. Hier zijn de rots en bodem kaal.

Vergilius laat zich door het licht leiden en voor ze er erg in hebben zijn ze al een mijl verder. Hier hoort het tweetal hoe de geesten hen door de lucht naderen. Ze zien niemand, maar stemmen nodigen de 2 uit om plaats te nemen achter de tafel van de liefde.

Volgens Vergilius kan de afgunst alleen met de liefde worden bestreden. En als Dante nog eens goed kijkt, ziet hij waarom hij de schimmen niet ziet. Ze dragen dezelfde loodkleurige gewaden als het omringende gesteente.

Als ze wat verder lopen komen ze schimmen tegen die Dante heel verdrietig maken van medelijden. Hij moet ervan huilen als hij de schimmen ziet. Ze dragen haren gewaden en hun ogen zijn dichtgenaaid met ijzerdraad.

De verteller vergelijkt ze met de dichtgebonden ogen van roofvogels door valkeniers.

Gelijk geen zonneglans tot blinden vare,
Kan ’t hemellicht niet voor die schimmen gloren,
Van wie ‘k daar sprak. Want bij die gansche schare

Zag ik een ijzerdraad door ’t ooglid boren
En ’t sluiten – ’t zelfde lot, zoo vol ellende,
Is wilden sperwers, die men temt, beschoren. (vs 67 – 72, Bohl)

De afgunstigen zijn hierdoor blind. Dante wil ze iets vragen, maar beseft dat als een klager eenmaal begint te klagen, het lang kan duren. Vergilius staat het toe, maar Dante moet het kort en bondig te houden.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 13

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van J. Bohl uit 1876-1884. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 3 mei 2017

Tekens op voorhoofd: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 12b

Dante krijgt weer aansporingen van zijn begeleider Vergilius. Hij moet vaart maken. De tijd is belangrijk en hij kan niet overal uren verblijven. De Latijnse dichter zegt dat ze zich hier 6 uur hebben laten ophouden. De reis moet weer verder.

De verteller zegt dat hij er niet meer van opkijkt. Hij is het gewend dat zijn begeleider hem oproept snel te zijn. De dichter lijkt wel een trage slak die maar moeizaam vooruitkomt. Hij trekt zich het leed dat hij tegenkomt ook veel te veel aan.

Ze worden tegemoet geschenen door een engel. Deze helper van God wijst het tweetal op de trap die naar de volgende ring op de Louteringsberg leidt. Het is een smalle trap die het duo bestijgt. Voordat Dante de trap opklimt, slaat de engel zijn vleugels om hem heen en haalt daarmee een P van het voorhoofd van de dichter.

Dante voelt zich niet alleen lichter in het hoofd, het lijkt wel of een stuk van zijn vermoeidheid van hem is afgevallen. Hij vraagt aan Vergilius hoe dat komt. Deze wijst hem erop dat van de 7 P’s die hij op zijn voorhoofd droeg, er eentje door de engel is weggehaald.

De verteller heeft het helemaal niet in de gaten dat hij al die tijd met die tekens op zijn voorhoofd rondloopt.

Toen deed ik als wie op hun hoofd bevroeden,
Zij weten zelf niet wat, maar door gebaren
Van andren iets, wat het dan zij, vermoeden;

Waarom de hand helpt om hen opteklaren
En zoekt totdat zij vond en achterhaalde
Wat het gezicht alleen niet kon ervaren

Met open vingers rees mijn rechte en daalde,
En vond zes letters maar van de aangebrachte
Boven mijn slapen, waar ze de engel maalde;

En hij, mijn leeraar, zag het en glimlachte. (vs 127-136, Verweij)

Het beeld van de mens die over zijn voorhoofd strijkt met de hand om de letters die er zitten te voelen. Het laat ook zien dat Dante in dit deel van zijn reis door het hiernamaals ook zichzelf ontdekt. Hij ziet dingen van zichzelf die hij anders niet gezien zou hebben. De reis geeft hem geen vleugels, maar wel een heel mooi zelfinzicht.

Zo verdwijnt elke omgang die Dante en Vergilius hoger komen, een teken op het voorhoofd van de dichter.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 10

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Albert Verweij uit 1923. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 26 april 2017

Levensechte afbeeldingen: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 12a

Dante merkt dat hij net zo gebogen en traag loopt als de Oderisi. Als ossen onder een juk, zo lopen ze daar samen in dit gedeelte over de Louteringsberg. Maar Vergilius trekt hem weer bij de les: spaar je krachten, je hebt nog veel energie nodig verderop.

Dante hoeft immers niet gelouterd te worden. Hij geniet van de lichtheid van zijn ziel, zo zegt de verteller over zichzelf. Al houdt hij zijn gedachten nederig.

Wel adviseert Vergilius om naar beneden te kijken. Daar ziet hij hoe de weg onder hem is geplaveid met reliëfafbeeldingen. Onder zijn voeten schuiven alle hoogmoedige zondaars uit de bijbel en de Oudheid. Ze zien er levensecht uit, merkt de verteller op.

Daar verwondert Dante zich over de manier waarop de figuren in het steen zijn gehouwen. Hij ziet Nimrod, Niobé, Saul, Arachne en vele anderen. Ze zien er zo echt uit, dat zelfs de koelste kikker hier warm van wordt. Een mooie visie op de levensechtheid van de kunst, de kunst als nabootsing van de werkelijkheid en misschien wel diezelfde werkelijkheid overtreft:

Wie heeft door stift, penseel zoo uitgeblonken,
Dat hij ’t vlakke en ’t gestulpte heeft getogen,
Waar ’t fijnst gevoel verrukking werd geschonken.

’t Stond – ’t doode’ als levende’- alles juist voor oogen,
Géén kon de waarheid beter ooit aantreffen,
Dan ik zag, toen ik met hen ging gebogen.

Draag hoog de borst, wil trotsch de hoofden heffen
O Eva’s kind’ren en ’t gelaat niet nijgen
Om niet, waar Uw pad heen voert, te beseffen! (vs 64 – 72, Rensburg)

Ook hier geldt de nederigheid van de mens. Terwijl Dante naar het pad kijkt waarop hij loopt, ziet hij dit. Als hij hoogmoedig en trots zijn hoofd omhoog geheven zou hebben, zou hij al dit moois niet hebben gezien.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 10

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van J.K. Rensburg uit 1908. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

woensdag 19 april 2017

Oefening in Nederigheid: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 11b

Het gesprek met de miniatuurschilder Oderisi, mondt uit in een monoloog over kunst. Wat bepaalt dat je een goede kunstenaar bent? Het schilderen zelf of juist de afgunst naar je collega-schilders?

Oderisi noemt hier de schilder Giotto die de naam van zijn voorganger verduistert. Betekent het verduisteren van je voorganger ook dat jouw werk beter is?

Het brengt Oderisi nog een stap verder, je leven is slechts een grasspriet. Wat de wereld over iemand zegt, is niet meer dan een windvlaag die ook zo overgevlogen is.

De roem der waereld is een windvlaag slechts,
Die nu van hier en dan van daar komt blazen
En naar ’t verschil van streek van naam verandert

Wat roem bezit gij meer, zoo ge oud het lichaam
U aflegt, dan wanneer gij jeugdig sterft,
Vóór pop en rinkelbel vergeten zijn,

Eer duizend jaar voorbij zijn? korter tijdperk
Bij de eeuwigheid, dan de opslag van een oog
Bij ’t wentlen van den traagste hemelboog. (vs 100 – 108, Kok)

Dat Dantes Goddelijke komedie 700 jaar na verschijning nog gelezen wordt, mag een wonder heten. Roem vervliegt snel, zeker als het roem is die verworven is door de ander af te branden.

De hoogmoed is een gevaarlijke zonde. Dat is de boodschap die Oderisi hier vertelt. Hij wijst naar de man die voor hem loopt. Hij komt nauwelijks vooruit onder de zware last die hij draagt. Als Dante aan Oderisi vraagt wie die man dan is, krijgt hij het antwoord: het is de heerser over Siena: Provenzano Salvani.

Waarom deze man dan toch op de Louteringsberg mocht komen, dankt hij aan de bereidheid om aan het eind van zijn leven de trots van zich af te werpen. Het heeft hem hier gebracht, stelt Oderisi. Door deze daad van nederigheid is de hel hem bespaard gebleven. Dan voorspelt de miniatuurschilder aan Dante dat hem binnenkort een vergelijkbaar lot zal treffen.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 11

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van A. S. Kok uit 1863 – 1864. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...