De helden van deze reis door het hiernamaals hebben al iets gezien van wat straks komen gaat: de louteringsberg. Dat is straks het 2e deel van de Divina Commedia. De sprekende vlam komt weer tot rust, maar een nieuwe vlam weet te ontsnappen. Hij zegt niet wie hij is, maar het is de graaf Guido da Montefeltro. Een veldheer, geƫerd en geprezen.
Hij vertelt hier iets van zijn levensverhaal. Ook hier speelt Dante met het beeld van de hel. De vlam vertelt hier een verhaal die hij wel mag zeggen omdat toch nooit een levende ziel uit dit deel van de hel heeft weten te komen.
Hier lijkt de verteller ook in tweestrijd. Hij deelt de graaf in dit deel van de hel, maar de graaf verontschuldigt zich en lijkt de schuld te willen geven aan anderen dat hij hier zit. Een treurig verhaal over een advies dat niet deugt en waarvoor hij blijkbaar geen goede verklaring kan geven.
Het lijkt of hij geen verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn daden. Onduidelijk is het voor mij waarom deze gestrafte in dit deel van de hel moet verblijven. Hij heeft eenvoudig gezwegen op het moment dat hij raad moest geven, in ruil voor het witwassen van zijn zonden.
Deze canto eindigt dan ook treurig en een beetje onbestemd.
Toen hij aldus zijn rede had voleindigd, Verwijderde de vlam zich jammerklagend, De scherpe spits rondslaande en wringende. Wij gingen voort, mijn Gids zoowel als ik, Aan hen die tweedracht zaayend, zich bezwaarden. (130 – 136, Kok) |
Alsof Dante hier niet het echte geheim wil verklappen, grijpt hij naar een vertellerstruc: op naar het volgende hoofdstuk. Het stuk van de hel met de zondaars die tweedracht zaaiden.
Lees de andere bijdragen van het Dante project
Gedichten rond Canto 27
Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl
Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Kok uit 1863/1864. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten