woensdag 11 januari 2017

Tegen de luiheid: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 4

Het 4e canto van de Louteringsberg begint met een wijsheid van de verteller. Dante gaat helemaal op in het verhaal van koning Manfred en vergeet de tijd. Het is het vermogen van de ziel om volledig op te gaan in het verhaal, zegt de verteller. Hij kaart meteen de opvatting aan dat er inderdaad maar 1 ziel in ons huist en niet meer.

Heel handig verplaatst de verteller hiermee de scène naar de volgende. Ze vinden het pad waarmee ze de louteringsberg kunnen beklimmen. Het is een heel smal paadje, zo smal als de gaten in de heg die de wijnboer afdicht als de druiven rijpen.

Dante stelt dat de beklimming is als naar enkele onbereikbare plekken op bergen. Ook hier is de enige route via het smalle bergpad te voet. Dante merkt dat hij vermoeid begint te raken. Het is ook niet mals: via een smalle rotsspleet klimmen de 2 omhoog. Je moet je vasthouden aan de rotswand en letterlijk omhoog klauteren.

Ze komen aan bij een punt waar het even onduidelijk is welke kant ze op moeten. Gelukkig geeft Vergilius een goede raad: niet links, niet rechts maar rechtdoor. Als ze bovenop het plateau staan bekijken ze de omgeving. Het is hier op het zuidelijk halfrond, aan de andere kant van de wereld en Dante beschrijft alles consequent. De zon bestraalt hem daarom ook van links. Vergilius legt aan Dante uit hoe dat komt.

De tocht is loodzwaar, vindt Dante. Hij vraagt aan Vergilius hoe hij dit vol kan houden. De berg is zo hoog dat Dante het einde niet kan zien. De Florentijnse dichter krijgt een mooi antwoord van Vergilius:

En hij sprak: “Het is met deze berg zó gesteld,
dat hij aan zijn voet altijd het lastigst is; hoe hoger
men er op gestegen is, hoe minder zij vermoeit.”

“Wanneer hij bijgevolg zo zo zacht u schijnen zal,
dat het klimmen u zo licht zal vallen als het
dalen van een schuit op stromend water.”

“Dan zult ge aan het einde zijn van deze weg,
en na de arbeid rust genieten.
Meer zeg ik niet, maar dat weet ik voorzeker.” (vs 88 – 96, Haghebaert)

Hier komt Dante een bekende tegen, het is de luie luitbouwer Belacqua. Dante vraagt hem wat hij hier doet. De vraag is al uitermate cynisch: heeft je oude kwaal – de luiheid – weer vat op je gekregen? Ook zijn stadgenoot geeft het antwoord dat hij hoorde van de geëxcommuniceerden: hij kan gered worden als een mensenhart dat in genade leeft, voor hem bidt.

Hier zet Dante heel mooi zijn eigen doorzettingsvermogen tegenover de luiheid van zijn stadsgenoot. Het laat zien dat je door er zelf hard voor te werken vooruit komt. Al is het voor zijn stadsgenoot te laat. Die moet wachten tot een levende ziel voor hem bidt.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 3

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van P.B. Haeghebaert, herzien en ingeleid door Rob Antonissen uit 1947. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...