woensdag 1 maart 2017

Veroordeeld tot de hel: Divina Commedia: Louteringsberg: Canto 7b

In het gesprek met de troubadour Sordello haalt Vergilius een interessant onderwerp aan. Het is het pijnlijke onderwerp van de predestinatie. Het is een oorzaak van veel splitsingen in geloofsrichtingen.

De vraag die Sordello aan Vergilius stelt is: ben jij veroordeeld tot de hel. Helaas wel, antwoordt de klassieke dichter. Ik heb helaas niet het ware geloof gekend en verblijf daarom in deze regionen van het hiernamaals.

Vergilius mist de verlossing van het doopsel waardoor hij niet uitverkoren is. De Latijnse dichter is overigens altijd door de kerk in een positiever daglicht gesteld omdat hij 1 van de heidenen zou zijn die de komst van Christus zou hebben voorspeld. Daarom huist een afbeelding van Vergilius op de gewelven van de Walburgiskerk in Zutphen.

Hier roept de dichter dit fragment niet aan. Hij verwijst wel naar de 3 heilige deugden en dat hij vrij is van zonden. Alleen het niet-weten, een onmogelijke zonde, zou hem aangerekend worden dat hij deze reis door het hiernamaals maakt.

Vergilius zegt hierbij wel dat hij geraakt is door de genade van Beatrice. Dat is dezelfde kracht als die Dante in staat stelt om deze reis als levende te mogen maken.

Ze lopen met z’n 3-en om de berg heen en zien een bijzondere uitsparing. Hier kunnen ze wachten op de nieuwe dag. De reizigers treffen hier werkelijk een prachtig plekje waar de natuur van zich laat gelden met gras en een eindeloze reeks bloeiende bloemen. Niet alleen een streling voor het oog maar ook voor de geur:

Het zuiverst goud en zilver, purper, loodwit,
en indigo, het lichtend heldere hout,
smaragd, nog vers, wanneer het net gekloofd is:

naast alle weidepracht in die vallei
gelegd, zou ’t dáár in kleur toch van verliezen,
zoals iets kleins het van iets groots verliest.

En niet slechts had Natura daar geschílderd:
wel duizend geuren had zo ook saâmgemengd,
een zalige melange, nooit geroken! (vs 73 – 81, Brouwer)

Uiteraard ontmoeten ze op deze plek een aantal zielen. Ze luisteren naar hun verhalen. De man die met Vergilius en Dante optrekt, benoemt ze allemaal. Inclusief koning Petro, de man met het kleine neusje, die samen met de man de grote neus aan het zingen is. De deugd viert hoogtij.

Lees de andere bijdragen van het Dante project

Gedichten rond Canto 7

Lees meer op wolkenhemel.blogspot.nl

Literatuur
De hier gebruikte vertaling is van Rob Brouwer uit 2001. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...