dinsdag 14 maart 2023

Pratend oog: Paradijs: Canto 20

En gelijk 'n geluid aan den hals van den cither
zijn klanking krijgt en de wind, die er in blaast,
aan de opening van de schalmei;
Aldus, zonder vertoef te dulden,
steeg dit gemurmel bij den arend
naar boven door zijnen hals, als waar die hol.
Daar vormde het 'n stem en kwam vandaar voort
langs den bek in den vorm van woorden,
zooals het hart die verwachtte, waarin ik ze grifte.
"Dat deel van mij, dat ziet en de zon verduurt
bij sterfelijke arenden, begon het mij,
moet gij nu zorgvuldig bezien.
Want van de vuren, waarmee ik mijn gestalte beeldde,
zijn die, waar 't oog in mijn hoofd van schittert,
de hoogsten van al hun rangen
Hij, die in 't midden als oogappel blinkt,
was de zanger van den Heiligen Geest,
die de ark overbracht van stee tot stee." (Van Delft, canto 20, vs 22-39)

De adelaar van de vorige canto is nog steeds bij Dante. De verteller vergelijkt wat er nu gebeurt met de hals van de luit waarin het geluid vormt. Het blaast er uiteindelijk uit zoals aan het uiteinde van de schalmei. De enorme roofvogel begint te praten. 

Diep in het oog

De dichter kijkt het dier diep in een oog aan. De vogel is met een kant naar hem gekeerd. Een roofvogel kijkt met elk oog een eigen kant op. Bovendien geloven de mensen in Dantes tijd is de adelaar een heilig dier. Het kan tegen de zon in kijken zonder verblind te raken.

In het oog zitten 6 zielen verscholen. In de pupil zit de Joodse koning David. De 5 anderen vormen de boog onder de wenkbrauw, zegt het oog tegen Dante. Het zijn geen onbekenden: keizer Trajanus, Ezechias, keizer Constantijn de Grote, Willem II van Hauteville en Ripheus van Troje. Een bijzondere mix van 'gelovigen' en 'ongelovigen'.

Leeuwerik

De vergelijking met de leeuwerik vind ik een treffende vergelijking in deze canto. Het is een bijzondere vogel die in zijn liefdeszang hoog naar de hemel klimt en zich al zingend zo tot een paar 100 meter naar beneden laat vallen. Zoals de leeuwerik omhoog klimt, zo raakt ook Dante bevangen van de liefde van God.

Het onderwerp sluit mooi aan bij de discussie die hij in het vorige vers oproept. De verteller neemt hier best een afwijkend standpunt in, maar wel voorzichtig. God kan ook de heidense en ongelovige zielen redden in zijn oneindige goedheid.

Vroeger of later

De adelaar zegt hem dat deze vermeende heidenen weldegelijk in Hem, die aan het kruis hing. Niet altijd in lijn met de menselijke tijd is dat gebeurt. Sommigen waren later, anderen veel eerder. Er zijn helden die al voor Jezus' komst vervuld zijn van zijn verlossing. 

Overigens is het een heel handige zet van de schrijver Dante om vooral zijn personages deze dingen te laten zeggen. Zoals de adelaar die hier spreekt. Een van vele duizenden zielen samengesteld wezen, met 6 koningen in 1 oog.

uit de lange hals
snateren de woorden los
de koning knipoogt

Literatuur

De hier gebruikte vertaling is van A.J.H. van Delft uit 1921. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen. Ik varieer de citaten uit de vertalingen die ik bezit in boekvorm of digitaal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...