dinsdag 28 februari 2023

Hoe hoger hoe mooier: Paradijs: Canto 18

Ik wende mij toen rechts, om Beatrix,
door haar woorden of gebaren,
te vernemen wat mijn plicht was.
En ik zag haar oog zo zuiver en zo blijdzaam,
dat haar aanschijn al het andere en haar eigen
vorig aanschijn overtrof.
Zoals de mens, van dag tot dag meer
vreugde smakend in het oefenen van het goed,
bemerkt dat zijn deugd vooruitgaat,
Zo bemerkte ik aan het schoner worden
van dat wonder, dat mijn wenden,
samen met de hemel, groter was van omtrek.
En zoals het aanschijn van een vrouw,
dat van de last der schaamte ontlast wordt,
in een ogenblik van rood tot wit weer wordt,
Zo verscheen zij in mijn ogen, door de zachte
glans der zesde ster, die wit is en ons in haar
schoot ontvangen had. (Haghebaert, Canto 18, 52-69)

Dante luistert naar het vervolg van het verhaal van zijn bet-overgrootvader Cacciaguida. Het gaat over wie hier nog meer allemaal zijn in deze hemelsfeer van Mars. Hij hoort van Karel de Grote, Jozua en Godfried van Bouillon. Allemaal mensen die hebben gestreden voor het geloof.

Als zijn verre voorvader uitgesproken is, keert hij terug naar het koortje dat aan het zingen is. Er klinkt een loflied tot God en Dante kijkt naar Beatrice. Hij ziet al kijkend naar haar dat ze steeds mooier wordt. Hij raakt betoverd door haar schoonheid.

Andere hemelsfeer

Met toenemen van Beatrices schoonheid komen ze weer in een andere hemelsfeer: die van jupiter. De verteller schrijft over de schoonheid van Beatrice in de vorm van witheid. Hij vergelijkt het hoe ze als ze ongesteld is geweest weer wit wordt. Hier schuilt ook de reinheid en misschien ook wel de vruchtbaarheid.

Het is de vergelijking met de kleuren van de planeten Mars en Jupiter, rood en wit. Een mooi poëtisch effect dat de verteller hier oproept. Net als de verwijzing naar de vrouwelijke schoot. Elementen die bij Jupiter horen, de vonken van de liefde die telkens toenemen hoe hoger Dante met Beatrice komt. Zij is voor hem de graadmeter. Zij spreekt de taal die hij verstaat. Onontbeerlijk hier in de hemel als sterveling.

Adelaar

Ook hier vergelijkt Dante het licht met opspattende vonken van het vuur. Zijn het in de eerdere canti de opspattende vonken in het gloeiende vuur. In dit deel van de hemel gaat het er wat ruiger aan toe. Uit de presentatie van de letters vormen de zielen met hun lichtjes samen een adelaar.

je ziet haar ogen
glinsteren voor wat er komt
steeds een tint voller

Literatuur

De hier gebruikte vertaling is van Haghebaert, herzien en ingeleid door Rob Antonissen in 1947. Er zijn vele vertalingen van Dantes meesterwerk in het Nederlands verschenen. Ik wissel de citaten af uit deze vertalingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Terugblik: Paradijs: Canto 22

Ik blikte omlaag door alle zeven sferen, en toen ik de aardbol zag heel in de diepte, zo klein en zo gering, glimlachte ik even. En loof ik ...